Let’s stick to the facts, shall we?
Een klein spelletje. U krijgt de volgende begrippen voorgeschoteld: Post-truth samenleving. Alternative facts. Fake news. Thoughtcrime. Wat past niet in het rijtje? Moeilijk te bepalen, zegt u? De vier termen lijken inderdaad te handelen rond eenzelfde op het eerste zicht dystopische thematiek. De vierde term, thoughtcrime, onderscheidt zich echter van de rest. Het is een neologisme uit de pen van George Orwell, een fictieve term uit de roman 1984 die het bezit van onuitgesproken illegale gedachten omschrijft, ongewettigde geloofsovertuigingen of verboden twijfels rond de huidige beleidsvoering. Een fictieve term dus. Hoewel, fictief.
Het is maar een klein bruggetje naar de eerste drie begrippen, die sinds de zomer van 1984, excuseer, 2016, in toenemende mate de media zijn gaan beheersen en verre van fictie geworden zijn. De termen zijn onlosmakelijk verbonden aan en hebben een opmerkelijke rol gespeeld in de Britse brexitcampagne en de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Post-truth wist het in Groot-Brittanni ë zelfs tot woord van het jaar te schoppen. Dat kon u er uitvoerig op na lezen in de media. Voor zover u die immers nog kunt vertrouwen, nietwaar? De media, pha!
x
De kersverse Amerikaanse president was formeel tijdens zijn speech in het CIA-hoofdkwartier daags na zijn eedaflegging. Journalisten behoren tot de meest onbetrouwbare mensen op aarde. It’s a fact. It’s true. De uithaal van Trump kwam er naar aanleiding van de in zijn ogen bedrieglijke berichtgeving rond de toeschouwersaantallen op zijn inauguratie.
Of de zakenman Trump met zo’n uitspraak linkebalt of gewoon domweg jokt, moeten de komende vier jaar uitwijzen. Wat zeker is, is dat hij bewust de tere punten van de bipolaire samenleving die de States zijn, wist te raken en over de rol van de media zelfs deels een punt heeft. De politieke verzuiling van de traditionele media, die in Vlaanderen door de bedrijfseconomische invloed de laatste decennia meer en meer naar de achtergrond gedrukt is, speelt nog meer dan zijn rol in de Verenigde Staten. Het nieuwsconcern MSNBC is bijvoorbeeld ondubbelzinnig democratisch, FOX aan de andere kant is republikeins. Er is geen kijker of politicus die daaraan twijfelt en de nieuwsgaring en —duiding van de zenders niet binnen dat kader ziet.
Een ander verhaal wordt het wanneer de verkozen president iedere berichtgeving van een neutrale zender als CNN die niet in zijn kraam plast, past, excuseer, bestempelt als vals. Het wordt nog stuitender als Trump in één beweging de volledige zender voor de ogen van gans de wereld gladjes wegschuift als fake news.
Een precedent werd geschapen? Neen, dat niet. Hooguit in het vet bekrachtigd. Het politieke wantrouwen in de media is immers geen gloednieuw gegeven, het duw- en trekspel tussen beiden is even oud als de instellingen zelf. De openlijke in crescendo gaande bestrijding van objectieve kritische verslaggeving en het in twijfel trekken van de legitimiteit van media door de politiek vormen echter een nieuw gegeven in de relatie tussen beide instellingen. En daar komen de thoughtcrimes van Orwell om de hoek piepen.
De antagonistische houding die politici tegenover media dreigen aan te nemen, kan gezien worden als een vorm van verweer tegen de maatschappelijke druk waaronder de partijpolitiek komt te staan. Het is een tendens van deze tijd dat traditionele instellingen het hard te verduren krijgen. Het wantrouwen van de burger in zowel de traditionele partijpolitieke als media-instellingen was nog nooit zo groot als nu. De burgerlijke roep naar inspraak is dan ook recht evenredig met dat gebrek aan vertrouwen gegroeid.
Binnen de representatieve democratie steken burgerinitiatieven de kop op als alternatief tegen de in hun ogen uitgeholde cultuur van de particratie. Het is een gegeven waar de lokale politiek op sommige plaatsen zelfs reeds een hand naar heeft uitgestoken in de vorm van bijvoorbeeld een burgerbegroting.
Maar ook de media worden geconfronteerd met een participatiedrang vanuit de massa. De mondigheid van de burger is samen met het aantal kanalen waarlangs hij zijn ei kwijt kan exponentieel toegenomen. Dat dat mooie en lovenswaardige resultaten kan opleveren binnen bijvoorbeeld lokale spectra waarin de traditionele media geen markteconomische graten meer zien, bewijst onder andere deze door enthousiaste vrijwilligers gerunde pagina.
De andere kant van de medaille is dat werkelijk iedereen met een smartphone op zak journalist is geworden. Via sociale media kan heel de wereld in realtime filmpjes, meningen en uitlatingen op het web loslaten, wat het voor de lezer aanzienlijk bemoeilijkt om met een steeds slinkende aandachtspanne tussen het bos de bomen en tussen de brei de feiten nog te zien.
Macedonische tieners verdienden in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen duizenden dollars door via zelf ineen geknutselde legitiem ogende nieuwssites de meest onzinnige artikels over de presidentskandidaten op kiezend Amerika los te laten. In het lettertype en de layout van de waarheid weliswaar. Het toont maar aan dat iedereen journalist een even nobel, onschuldig en onwerkbaar gegeven is als iedereen koning, bondscoach of minister.
You can’t handle the truth?
Moeten de traditionele media zich als trouwe waakhond en vertrouwensbaken tegenover die uitdijende vlek van nieuwsvervuiling dan verweren met de waarheid en niets dan de waarheid als ultiem wapen? In de gecre ëerde sfeer van wantrouwen gaan ze zelf immers niet volledig vrijuit. Waren de gedrukte media en de openbare omroep tot in de jaren tachtig het doorgeefluik van respectievelijk de partijpolitiek en de regering, dan is nu de bedrijfswereld aan zet. Fusies in de verschillende takken van het bedrijfs-, media- en entertainmentlandschap, informercials, aandelen in pretparken, lobby- en adverteerdersdruk, tendenssetting of advertenties opgesmukt tot artikels zijn maar enkele zaken die hebben bewerkstelligd dat politieke strekkingen de Van Thillo’s en openbare omroepen van deze wereld maar wat graag afschilderen als een vierde macht met een heel eigen snode en slinkse of rode en linkse agenda.
Ongezien was de publieke demarche van Vlaams minister Joke Schauvliege tegen VRT-journalist Bart Schols. Die zou volgens Schauvliege in het duidingsprogramma De Afspraak komiek Wouter Deprez een al te vrij podium gegeven hebben om kritiek te uiten aan het adres van de minister. Hoewel zowel de journalistieke sector als stemmen binnen de huidige meerderheidspartijen het toen eens leken dat een politicus, en in het bijzonder een regeringslid, een journalist niet openlijk en rechtstreeks mag aanvallen, is er sindsdien wel degelijk een baken omvergeschopt. Een getrokken lijn in het zand werd weggeveegd en dat een regeringslid heden ten dage een journalist van de openbare omroep een activist noemt, mag niemand meer verbazen.
Een perceptie lijkt al dan niet moedwillig gecre ëerd. De media bezondigen zich aan thoughtcrimes, jawel meneer, maar gelukkig zijn er politici en partijen om dat recht te zetten en de burger correct en onpartijdig te informeren. Via eigen sociale mediakanalen, onafhankelijk van de traditionele media, kunnen grafieken, cijfers en stellingen buiten het bereik van een journalistieke waakhond tot bij de burger gebracht worden. Een strijd om de feiten en de geldigheid daarvan lijkt zich op te dringen. Terwijl feiten nooit het eigenlijke onderwerp van discussie mogen worden. Ze worden echter meer en meer de inzet van een strijd tussen twee traditionele instituten die in een arena vol wantrouwige burgers zichzelf op de borst kloppen en elkaar met de vinger wijzen.
“En wat betekent dat nu voor ons?”
De tijden veranderen, maar dat hebben ze altijd al gedaan. Wat constant is, dat is de verandering en daar moeten traditionele media in mee gaan willen ze zichzelf en de waarheid hoog in het vaandel blijven dragen. Niet door de denkfout van het historicisme te maken en nu reeds te bepalen welke richting ze uit moeten en hoe ze dat gaan doen, maar door een vorm van mediasocial engineering te hanteren waarbij ze gaandeweg op korte termijnen risicoanalyses maken van de tendensen in het medialandschap en met open geest daar meteen op inspelen. Wat ook betekent dat media paal en perk moeten durven stellen als zaken te ver gaan, als de waarheid slechts één van de mogelijke standpunten in een debat dreigt te worden en er een vijanddenken tegen objectieve factchecking gecre ëerd wordt. De burger moet de media daarvoor echter de tijd en de middelen gunnen.
“A lie can travel half way around the world while the truth is putting on its shoes”, wist ouwe snorremans Mark Twain daarover te zeggen. Een onwaarheid vertellen duurt twee seconden. Een verhaal of een cijfer checken, doublechecken, en ja, zelfs triplechecken, vraagt tijd. Tijd die de lezer en de kijker de journalistiek moeten gunnen om een betrouwbare verslaggeving te garanderen waarbij iedereen een intrinsiek recht heeft op het woord, maar er maar één feitelijke waarheid kan zijn.
In de nasleep van de hetze rond Schauvliege-de-minister en Schols-de-journalist verklaarde nationaal secretaris van de Vlaamse Vereniging van Journalisten Pol Deltour in De Standaard: “Het kan niet de bedoeling zijn dat er telkens woord-wederwoord plaatsvindt. Kranten moeten dat niet doen, omroepen ook niet. In totaliteit moet er wel woord-wederwoord zijn, maar dat betekent niet dat elk interview altijd de twee kampen moet bevatten. Anders zou er geen journalistiek meer zijn.”
Alternatieve kanalen zoals Twitter hebben hun rol binnen die journalistiek en een legitiem bestaansrecht in onze maatschappij. Meningen mogen en moeten er immers zijn, ze zijn een essentieel onderdeel van onze democratie. Sociale media mogen in de symbiose tussen pers en politiek echter geen cordon tegen de feiten en een vrijgeleide voor feitelijke onwaarheden vormen.
In het intussen befaamde debat tussen N-VA-voorzitter Bart De Wever en moraalfilosoof Etienne Vermeersch in Reyers Laat uit 2013 verklaarde De Wever het volgende over politici die zich uiten op Twitter: “Ik vind persoonlijk dat partijvoorzitters niet op Twitter moeten zitten. Als je als partijvoorzitter iets uit, dan heeft dat een grote draagwijdte, daar moet over nagedacht zijn. Een partijvoorzitter moet wegblijven van Twitter. Onze opinies dragen meer gewicht, ze binden een hele partij. Ik vind Twitter echt geen medium om als partijvoorzitter te spreken. Ik zal het nooit doen.” Dat is een mening. Dat De Wever sinds 21 mei 2014 een Twitteraccount heeft, dat is een feit. Meningen kunnen dus ook veranderen, en dat mag. Maar feiten blijven wat ze zijn, feiten, en die veranderen niet.
Een bij de pinken man als De Wever placht te zijn, legt hij echter tegelijk de vinger aan de pols en op de wonde als hij in Humo opini ërende journalistiek de belangrijkste tendens van 2016 noemt. De kolommen met meest gelezen artikels op de online-edities van de grootste dagbladen tonen reeds aan dat opiniestukken vaak tot die groep behoren. Het zal de adverteerders worst wezen, maar verwonderen doet het niet. Een sexy titel, een paar stilistische kunstgrepen uit een vlotte pen, wat losjes uitgestrooide morele weerhaakjes, een leesduur van een drietal minuutjes en een steeds groeiende honger van de lezer naar een voldragen ogende mening waaraan hij zijn eigen gedachte kan spiegelen.
Maar wil de journalistiek dat feiten en meningen geen giftige Augiasstal dreigen te worden, moet ze de hand in eigen boezem durven steken en van zichzelf eisen wat ze ook van haar liefste vijand de politiek eist. Duidelijkheid en onderscheid. Zolang de politieke journalistiek zelf geen strikt en duidelijk aangegeven onderscheid kan of wil maken tussen verslaggeving en commentaar, heeft de scherpste pen van de meest gelauwerde senior writer geen greintje integriteit of nieuwswaarde meer dan “OMG! Look what this girl just did!”
It’s a fact, it’s true?
Neen, louter een opinie, of een thoughtcrime, zo u wilt.
Björn Vandevelde