Op zondag 23 april 2017 wordt in Geraardsbergen de Dag van de Mattentaart gehouden. Op het programma staan allerlei activiteiten ( zie toerisme@geraardsbergen.be ).
Er wordt ook een nieuw boek, dat over de Mattentaart handelt, voorgesteld. Het boek werd geschreven is door Arne De Winde; Arne is daarvoor teksten, gezegden en foto’s gaan verzamelen bij mensen uit het Geraardsbergse die met mattentaarten een verband hebben. In zijn boek zal onder meer ook een tekst en een gedicht van mij staan:
E-column uit Goeferdinge
Over de boerin die mattentaarten bakte
Op 24 augustus 1515 werden de relikwie ën van Sint-Bartholomeus vanuit het kartuizerklooster van Sint-Martens-Lierde naar Geraardsbergen overgebracht: Sint-Bartholomeus werd immers de patroonheilige van de nieuwe mooie gotische kerk. Sindsdien wordt in onze stede op of rond deze datum kermis gevierd. Lang geleden al werd de kermisdag verplaatst naar de daaropvolgende zondag als 24 augustus niet op een zondag valt.
De overbrenging van de resten van Sint-Bartholomeus is, al bijna 500 jaar, de aanleiding voor de jaarlijkse rondgang van zijn zilveren reliekschrijn door de stad, onze Processie van Plaisance: het is een unieke processie waarin religie en folklore samenkomen. Sinds jaar en dag worden er op de dag van kermis ook taarten op tafel gezet: mattentaarten, smoeltaarten en rabarbertaarten. Het staat als een paal boven water dat de bakkers van en rond de stad door de eeuwen heen flink wat geld hebben verdiend met het bakken van mattentaarten.
Na Wereldoorlog II veranderde deze situatie: sommige gediplomeerde bakkers fabriceerden liever aanlokkelijke pasteitjes van chocolade, slagroom en fruit, ze hadden ook geen tijd meer om mattentaarten te bakken. Deze patisseriebakkerijen ‘uit ’t stad’ lieten hun mattentaarten leveren door de bakkers ‘van op den boer’ of lieten ze op boerderijen bakken. Het is over een boerin die mattentaarten bakte dat ik u graag een verhaal wil vertellen:
Germaine De Leie was dochter uit een groot arbeidersgezin. In het jaar 1930 huwde zij met Oscar Matthijs. Samen trokken ze naar Noord-Frankrijk om er wat spaargeld te verdienen in de steenbakkerijen. Na twee jaar kwamen ze terug naar hun geboortedorp Akrenbos, een Vlaamse parochiegemeenschap die deel uitmaakte van het Franstalige Deux-Acren. (Pas in 1964 werd de parochie Akrenbos naar de Vlaams-Brabantse gemeente Bever overgeheveld.)
Germaines nonkel was op dat ogenblik burgemeester van Viane en woonde daar op het kasteel. Hij liet het jonge paar, dat al een zoon had, in een van de vertrekken van het kasteel wonen. Oscar ging uit werken terwijl Germaine meehielp op de boerderij van het kasteel. Melken, koken, brood bakken, kuisen en wassen waren haar taken. In september 1936 werd besproken hoe ze kermis zouden houden. Germaine stelde voor dat zij de taarten zou bakken. Ze bakte mattentaarten, smoeltaarten en rabarbertaarten. Haar creaties vielen zodanig in de smaak dat een van de gasten, die in Geraardsbergen in de Vredestraat een kruidenierswinkel uitbaatte, haar vroeg om taarten te bakken die zij dan in haar winkel zou verkopen. Germaine stemde toe om mattentaarten te bakken, aangezien die het gemakkelijkst te transporteren waren.
Het werd een succes, tot drie keer per week trok Germaine of haar man naar ’t stad, dit met een fiets, beladen met een ‘duivenkeef’, die boordevol mattentaarten zat. Algauw was het paar kapitaalkrachtig genoeg om een kleine hoeve te huren in hun geboortedorp Akrenbos, aan de grens met Viane. Dat was wel belangrijk, want Germaine had in Viane veel klanten, die haar taarten wisten te waarderen.
Toen de oorlog begon hadden ze al vijf melkkoeien en een paard. Oscar was intussen ook zelf boer geworden. Om hun taarten te bakken wonnen zij, afgezien van de suiker, de margarine en het amandelpoeder, alle grondstoffen zelf. Ze bezaten kippen die eieren leverden, al hun melk werd tot matten verwerkt, en hun tarwe werd in de molen tot bloem gemalen. E én keer per week werd er ook geboterd, zodat Germaine botermelk had om de melk tot matten te laten keren. Met de boter werd echter geen bladerdeeg gemaakt, er werd steeds margarine gebruikt, omdat die minder vet is dan boter. In 1952 kocht de familie Matthijs een hoeve met grond in de Heuvelstraat in Moerbeke. Andermaal woonde de familie op de grens van de gemeente, want dertig meter verder was het al Overboelare. Ik woonde toen met mijn ouders in de Clauzenweg, een zijstraat van de Zavelstraat, en wanneer in 1954 hun zoon Willy huwde werd hij onze naaste buur. In 1957, toen hun dochter Roberte 18 jaar werd, kochten de Matthijsen een Volkswagen.
Germaine leverde mattentaarten en smoeltaarten aan verschillende bakkerijen uit de stad en had een cli ënteel opgebouwd in verschillende gemeenten uit Oost-Vlaanderen, Brabant en Henegouwen. Ze hadden op dat moment een boerderij van 12 melkkoeien en twee paarden. Het landbouwbedrijf van hun zoon Willy was even groot. De melk van beide boerderijen werd voor de productie van mattentaarten gebruikt. In de periode rond Kermis Geraardsbergen moesten andere boeren vaak nog extra melk en eieren leveren. Iedereen die Germaine gekend heeft weet dat ze een harde werkster was, die haar rijk gebakken heeft met mattentaarten. ‘Germaine Mattetoarte’ was, toen ze in 1975 stierf, een ware legende geworden.
Karel De Pelsemaeker
PS: Ik schreef deze tekst in 1989 voor het weekblad De Beiaard en ging daarvoor om uitleg bij Germaines dochter Roberte. Ze vertelde me wat voor een harde werker haar moeder wel was geweest. “Die ee’ gewerkt, gewerkt, ge kunt het nie’ geleuven!”, liet ze zich op een bepaald moment ontvallen.