Column, 19/05/2017 – Waar een pik een houweel is en geen pintje te veel is!
Deze titel is een mooie zin uit het lied ‘Vlaanderen Boven’ van Raymond van het Groenewoud. Toen Raymond, die een groot deel van zijn jeugd doorbracht in Nederland, dit nummer schreef heeft hij gezinspeeld met de Nederlandse en de Vlaamse taal en met het woord pikhouweel. Een pikhouweel is in een groot deel van Vlaanderen het meest gekend onder de Franse benaming ‘pioche’. Terwijl de Nederlanders een pikhouweel gaan afkorten tot een pik, dit tot vreugde van Raymond! Want als hij teksten schrijft speelt hij dolgraag met woorden die meerdere betekenissen hebben. Ook een pik heeft zowel in Nederland als in Vlaanderen meerdere betekenissen. Nietwaar …‘Meisjes’?
Diezelfde pik is bij ons dan weer een ander landbouwwerktuig dan een houweel. Met een pik en een pikhaak die bij ons bekend zijn als oogstgereedschappen, en in Nederland ook ‘een zicht en een mathaak’ worden genaamd, wordt er gepikt. Pikken is het graan maaien met een soort zeis met een korte steel; oogsten met – een pik(ke) en een pikhaak-. Vandaar ook dat wij in Vlaanderen over een pikdorser spreken i.p.v. over een maaidorser. Een houweel echter, is in Vlaanderen een kapwerktuig met een stalen blad waarop een snede is aangebracht en waarvan de naam een houw is. Een houw wordt bij ons meestal een braak of’ een broake’ genoemd en over dit gereedschap zou ik nu wat uitgebreider willen schrijven:
Regelmatig gids ik wandelingen in enige taalgrensgemeenten zoals in Deux—Acren, Ghoy, Ogy, Wannebecq en Vloesberg of Flobecq. Hierdoor wordt me ook dikwijls gevraagd naar de betekenis van sommige plaatsnamen aldaar. Zo vroeg iemand me eens wat uitleg over de zonderlinge plaatsnaam ‘Wangerose’, een gehucht van Deux—Acren dat juist aan de grens met Overboelare ligt. De inwoners van Overboelare spreken over de ‘Wange Reuwze’, (Wange Roos). Over de oorsprong van de benaming ‘Wangerose’ heb ik de volgende uitleg gevonden: “Wangheroze, le mot roman Wanges, en basse latinit é Vanga, signifie hoyau, houe, outil pour travailler la terre. Dans l’origine, le terrain de ce hameau était tellement ingrat et rebelle à la charrue, qu’on dût recourir à la houe pour l’exploiter. La d ésinence ros, d érivant du celtique-breton, signifie terrain en pente ; disposition conforme à l’ état topographique du lieu.”
In woord houe gaan we duidelijk het Nederlandse woord houw herkennen. – Wangeroze – is dus het land dat met een houw(eel) werd bewerkt.
Een braak daarentegen is een stuk braakliggende grond. In het woordenboek Van Dale staat ook nog vermeld dat een braak een tuig is om het deeg mee te bewerken. Dat tuig heeft dan weer de vorm van – een houw -, een tuig waarmee wij de braakliggende grond gaan omhouwen. Merkwaardig hierbij is, dat ‘het houweel’ onzijdig is. Een pik die meerdere betekenissen heeft, veranderd grammaticaal zo dikwijls van geslacht dat ik het een hermafroditisme zou durven noemen. Hoewel ik vermoed dat de meeste mannen hiermee niet zullen akkoord zijn.
Ook een houw verandert navenant zijn betekenis van het mannelijk naar het vrouwelijk geslacht, en een braak verandert van mannelijk zelfstandig naamwoord zelfs naar een bijvoeglijk naamwoord. Vooraleer af te sluiten schrijf ik er nog graag bij dat er in de bibliotheek van Lessines veel lectuur te vinden is over deze stad en haar acht fusiegemeenten: Bois-de-Lessines, Deux-Acren, Ghoy, Lessines, Ogy, Ollignies, Papignies en Wannebecq. Het is bovendien aangenaam om daar, enige tijd bij een paar vriendelijke Walinnen, te vertoeven. Dit is misschien een pluspunt om onze drempelvrees, naar onze Waalse buren toe, te overwinnen?
Nu ik toch over de Vlaamse een de Waalse taal aan het schrijven ben, denkt ik ook aan mijn vroegere job en mijn collega’s. In de koninklijke Munt, waar ik tewerkgesteld was. Daar waren er evenveel Franstaligen als Nederlandstaligen. Dikwijls hadden we het er over uitdrukkingen waarmee we, in beide talen, hetzelfde bedoelen maar de zin anders verwoorden:
Zo staat het als een paal boven water dat wij ‘iets uit het hoofd leren’, terwijl Franstaligen ‘l’apprennent par coeur’. Hoe oud ben je? Nederlandstaligen zijn 70 jaar, de taaie ten minste, Franstaligen ‘ont 70 ans’. Franstaligen maken van oud brood ‘pain perdu’ maar Vlamingen spreken van ‘gewonnen brood’. Nederlanders daarentegen spreken over wentelteefjes, probeer dat maar nooit letterlijk te vertalen want geen enkele Franstalige zal weten waarover u het heeft. Wie een beetje in het ootje wordt genomen, ‘gaat groen lachen’. Franstaligen zien het anders: ‘Ils rirent jaune’. Een onervaren iemand is ‘een groentje’, voor de Franstaligen is het echter ‘un bleu’. Maar pas toch maar op, want als Vlamingen de eerste maanden bij het leger zijn, zijn ze bleu(kes), pas nadien worden ze anciens. ‘Een blauw oog’ daarentegen is ‘un oeil au beurre noir’! Bij zoveel kleurnuances is het evenwel geen wonder dat Vincent Van Gogh erop uittrok met een ‘schildersezel’, terwijl Gaugain gebruikmaakte van ‘un chevalet de peintre’. Over dieren gesproken, daar is er iets merkwaardigs aan de hand met de kat! ‘De kat’, is in het Nederlands ‘zij’, terwijl ze in het Frans als ‘le chat’, ‘hij’ wordt. ‘Avoir un chat dans la gorge’, is in het Nederlands dan weer een ‘kikker in de keel hebben’. ‘Slapende honden wakker maken’, vertaal je dan weer als: ‘Eveiller le chat qui dort’.
Een Nederlandstalige geeft de pijp aan Maarten. De Franstalige daarentegen ‘donne sa langue au chat’ en niet ‘la pipe au Martin’ zoals we wel eens grapjassend zeggen.
Wie graag een appeltje voor de dorst heeft, moet in Walloni ë ‘garder une poire pour la soif’.
‘Voor één keer kunnen we hier eens appels met peren vergelijken, maar zeker niet met citroenen!’ In een restaurant bijvoorbeeld, krijg je wel eens ‘een gepeperde rekening’. Franstaligen daarentegen vinden ‘une note sal ée’ al gepekeld genoeg. In deze periode van het jaar lopen er in Vlaanderen veel mensen ‘op hun paasbest’ bij. In Walloni ë daarentegen loopt iedereen ‘sur son trente et un’. In Vlaanderen heeft iedereen het over ‘veertien dagen’ als ze twee weken bedoelen, in Walloni ë spreken ze echter over ‘quinze jours’. Als Vlaamse werknemers vroeger ‘om de veertien dagen’ of om de twee weken werden betaald, spraken ze wel, net zoals hun Waalse collega’s van hun ‘quinzaine’. Nu heeft bijna iedereen een maandloon, ook de Franstaligen hebben ‘un salaire mensuel. Wanneer wij eens naar het wc willen, of ons willen verfrissen; doen Franstaligen ‘leurs besoins naturels’. Maar terwijl de Fransen ‘leurs besoins naturels’ doen, gaan Engelsen’ washing their hands’. Waar is toch de tijd van het gazettenpapier, vraag ik me hierbij af?
Wist u, beste lezer, dat rollen wc-papier in Belgi ë pas in 1958 hun grote intrede deden? Dat de breedte van het wc-papier gebaseerd is op de breedte van een vierde van een krantenblad. In die ‘tijd van toen’ toen iedereen met gazettenpapier…, had elke gemeente ook nog zijn eigen grafdelver. Ook in onze parochie namen we op een zekere dag, met gepaste rouw, afscheid nu onze geliefde grafdelver Elie, die feitelijk Eleonor heette wat Licht wil zeggen. Ook hij had op een dag zijn spade aan de treurwilgen gehangen. Hij had zijn werk jaren met plezier gedaan, maar de laatste tijd zag hij er geen gat meer in, en heeft hij zich toch laten kisten. Eleonor stond bekend als een opgeruimd mens, geen diepgraver, maar iemand wiens grapjes bij iedereen in de goede aarde vielen. Nu Elie zijn licht is uitgedoofd past ons als afscheidswoord slechts zijn eigen lijfspreuk: ‘Zand erover!’
In de tijd van Elie, de grafdelver, bestonden er ook nog bidprentjes en grafzerken met pakkende geschriften erop, zoals: ‘Ze is gelukkig gestorven. Haar stem is nu stil. Haar is stoel leeg, eindelijk rust.’ Ook voor de tweedehandsautoverkoper had de familie van Père Total, een mooi afscheidswoord opgesteld: Onze dierbare vader, ‘Père Total’, kwam om in een smartelijk ongeval. De mens was de laatste tijd een beetje stuurloos geworden. Zijn onderdelen, die volgens zijn echtgenote al jaren danig verroest waren, werden 100 meter verder teruggevonden. Zijn carrosserie was al eerder opgekrikt, maar veel was hij niet meer waard. De verzekeringsexpert stelde vast dat onze Père iets te vaak onder de olie zat en al diverse malen zo’n slippertje maakte en zo dus al eerder geaccidenteerd was. Een premie, daar kon de familie dus naar fluiten. God zou het anders gewild hebben. Aldus zal de plechtigheid in alle eenvoud plaatsvinden op het autokerkhof.
Er is dan ook nog dat grafschrift van de Jules Vlot, de elektricien, Jules Volt is tegen de lamp gelopen, moge hij eindelijk het licht zien.
Van mijn collega François, die in de Brusselse Marrollen woonde en die we ‘de Ket’ heetten, ben ik me altijd een deel van een conversatie blijven herinneren: ‘Bon, j’arrive en vue de la charcuterie, mais je m’arrête d’abord au bollewinkel, du coin, pour avoir des boules sûres. Puis au boulanger pour acheter des pistolets, des couques et du bodding. Et j’ai h ésit é veur ne cramique, mais fourt! Chez le charcutier, il me dit : “Ecoute, menneke, je n’ai plus de tête press ée, mais j’ai du kip-kap.” Je prends aussi un pain français avec de l’am éricain et de l’andalouse et un ravier de plattekeis tout près, et je rentre chez moi.’
Enige jaren geleden werd er in Vlaams Brabant een Operatie CALVADOS gehouden. Calvados staat voor: ‘Collectieve Actie Leefbaar Verkeer zonder Alcohol & Drugs of Overdreven Snelheid’. Deze actie beoogde een verhoging van de verkeersveiligheid door verhoging van de pakkans. In Waals Brabant vertelden ze: ‘Pakkans, dat kan je vertalen als: ‘Probabilit é de d étection’ of ‘Chance d’être pris’. ‘Chance d’être pris!… Allez, Sant é pour tous! Of zoals ze het in ‘Vlems Brabant’ zeggen: ‘Hierop heffen we ’t glas! Gezondheid!’ ‘Mou leutsj ’t zèkers on â herte nie kommen!’ zeggen ze in Brussel hierop.
Tot mails, Karel De Pelsemaeker.