Culumn, 02/06/2017, Anny Bert – Hou je ervan een terrasje “te doen” ?
Een terrasje doet men, zoals men ook in zijn broek doet, zoals iemand in snelkookpannen doet, zoals iemand het al op 15-jarige leeftijd doet. Maar terrassen zijn niet zó onschuldig om ze steeds als verkleinwoord te gebruiken. Terrassen zaaien tweedracht !!!
Die kloof is er echter niet tussen hen met een biertje of een wijn en hen die een koffie of een plat water voor zich hebben.
Er gaapt evenmin een afgrond tussen de eenzaat die er bijzit alsof hij daar zijn werkstraf afmaakt en het groepje tetterende vrouwen die al een glaasje op schijnen te hebben. Vraag me echter niet wáárop want dat weten ze wellicht ook zelf niet.
De tweedracht is zelfs niet te zoeken in het leeftijdsverschil tussen het jonge, piepjonge paartje dat zo dadelijk, in een kannibalistisch reflex, mekaar opeet en het oude paar dat mekaar gewoon nog duldt, uitgeblust, uitgepraat, uitgezaagd.
De tweedracht heeft alles te maken met bekijken en bekeken worden.
Terrassisten zitten en kijken. En vermits ze niet steeds in hun glas of hun kop kunnen staren, kijken ze rond. Want zelfs dát past niet bij een rasechte terrassist : rechtopkomen uit zijn zeteltje, vooroverleunen en links en rechts kijken naar wie zijn directe buren zijn. Zoiets is niet bij wet vastgelegd en daar hangt geen gasboete aan vast maar je buigt ook niet voorover om de broek met galmgaten van het meisje wat verderop eens goed te monsteren. Je h ébt wel degelijk het recht die vlezige knie te bestuderen die door een scheur dag komt zeggen maar een echte terrassist doet het niet. Hij mag hooguit geïnspireerd geraken voor het menu van ’s anderendaags : kalfsschenkel.
Hij kijkt ook niet in de andere richting naar de kerel met de Romeinse cijfers in zijn nek getatoe ëerd : zijn geboortejaar ? het tarief van een consumptie op die plaats van het terras ? het vertrekuur van de volgende lijnbus naar het Colosseum ?
Een terrassist kijkt ook di é richting niet uit.
Hij bekijkt wel wie langskomt, wie flaneert, wie voorbijschuurt, wie een mooi postuur heeft en wie er al postuum uitziet. Hij bekijkt van achter zijn Rodenbach de blondine met het hondje in de arm en een oude vent met obesitas aan de arm, daar op de dijk in Oostduinkerke. Maar dat kan net zo goed op de Graslei in Gent als op een boorplatform, liefst aan de hoek van een straat midden het Zottegemse wegdek. Gelukkig hoeven die laatste terrassisten geen olieafstotend pak te dragen wat zeer hinderlijk zou zijn niet alleen voor de kijkers vanaan hun zitje maar vooral voor de bekekenen. Is die wandelaar of shopper een timide man, want ja, die zijn er ook, dan vraagt hij zich meteen af of zijn rits, mijn kleindochter noemde dat zijn thermometer, niet is blijven open staan ergens in een ontwikkelingsgebied. Een onzekere vrouw, want ja, die zijn er ook, tast dan dadelijk ergens beneden haar staartbeen of haar rok of jurkje niet in een houdgreep gekneld bleef.
Weer anderen houden van die volgende blik, voelen zich gevleid, bewonderd, benijd met een soort aandacht die zelfs Dag Allemaal hun niet kan schenken. Ze hebben zelfs de indruk er een beetje uitgekleed bij te lopen, net alsof iemand plots het gordijn van het pashokje opentrekt. Alleen het gilletje is er nu niet bij. Dat doet men niet als iemand daar voor jou een terrasje doet.
Anny Bert