Algemeen, 20/08/2017 – Weinig lezers zullen het geloven dat ik, samen met een kenner in nauwelijks een half uur in de namiddag van O.-L.-Vrouw Hemelvaart, in een weide twee grote emmers paddenstoelen plukte. De voorbije weken bezorgde diezelfde “weldoener” ons al grote hoeveelheden “foensjen” waarvan we zelf konden genieten maar waarmee we ook familieleden en vrienden konden verrassen. De reacties waren steeds enthousiast… En alle paddenstoeleters hebben het overleefd. (AS)
De weidepaddenstoel heeft veel namen. Geraardsbergen spreekt van “champignon” maar in Brabant is “foensje” meest gangbaar. Dit woord komt uit het Latijn “fungus: paddenstoel”. In zijn “Brabants Etymologisch Woordenboek” schrijft dr. Frans Debrabandere dat het woord ontstond uit het bijvoeglijk naamwoord “foensch: verwelkt, verrimpeld, rot (fruit)” en dat het een vermoedelijke afgeleide betekenis is van “foeinsj, foens: zwam”, te vergelijken met Duits “schwammig, sponzig, week, door schimmel aangetast”. In zijn “Woordenboek van het Asses” maakt Lode Pletinckx alleen melding van “kampernoeille”, “kompernoeille” en” kabbernoeille”. Het woord komt niet voor in de degelijke woordenboeken van het “Guu ëks” van Frans Peetermans.
In “Den diksjonèèr van den Hallenèèr” schrijft Victor Ghysels over “foensch, paddenstoel: september es ’t sezoen van de foensche”…
Toen we nog een kind waren mochten we soms met ons vader in september mee “champignons” gaan zoeken in Schillebeek nabij het geboortehuis van papa. Als we na uren zoeken thuis kwamen met enkele tientallen paddenstoelen waren we dolgelukkig toen mama ze bakte en er ons liet van genieten…”.
De jongste jaren is het paddenstoelenseizoen naar voren geschoven. Onze kenner uit het Pajottenland plukte de eerste exemplaren dit jaar al in juli en wijst er ons op dat de bloei in het Pajottenland een hoogtepunt kent sinds begin augustus: “Na een lang en droog voorjaar en na enkele warme weken volgde een periode van overvloedige regen waarna de paddenstoelen massaal uit de grond schoten. Ik sluit niet uit dat ook de klimaatverandering hier een rol speelt”.
Voor zover we weten vallen er in de Geraardsbergse weiden dit jaar nog geen champignons te bespeuren. Wanneer we langs de Dender fietsen zijn er ons dit seizoen nog geen paddenstoelen opgevallen…
In het Pajottenland is de toestand, zoals we zagen, totaal anders. Niet alleen dit jaar maar ook de voorbije jaren liet de milde schenker ons in de zomer genieten van foensjen uit het Pajottenland. Voor wie meer wil weten over de situering van het Pajottenland verwijzen we naar “’t Payottenland zoo als het van onheugelyke tyden gestaen en gelegen is” (1852) van de hand van Franciscus-Josephus Twyfelloos”. Volgens het “naderend plan” in dit boek ligt het Pajottenland tussen de steden Brussel, Koekelberg, Asse, Aalst, Ninove, Geraardsbergen, Edingen, Lettelingen, Lembeek, Halle, Ruisbroek en Anderlecht.
Om een idee te geven van de talloze dialectbenamingen voor een paddenstoel plukken we volgende woorden uit het “Woordenboek van de Vlaamse Dialecten Algemene woordenschat” (2002) door Tineke De Pauw: champignon, dollenhondenbrood, duivelsbrood, duivelsparaplu, funs, kampernoelie, mollenbrood, paddenbrood, paddenwortel, paddesteel, paraplu, pomperluit, puitestoel, toverbrood, wolfsbrood, wolvekaas…
(Albert Schrever)