E-mail uit Goeferdinge: Het geharrewar van de mussen

 

1-musssen op terrasColumn, 08/09/2017 – Wanneer ik op maandagmorgen, 4 september, even in de tuin was, om enige afval in de GFT te deponeren, was er een serieus gevecht bezig!

ecolumn uit goeferdinge karel-depelsemaeker-banner

Een groep mussen maakten kabaal boven onze taxushaag. Toen ze me opmerkten vlogen ze naar de struik Gelderse rozen om vervolgens verder de tieren en te schelden vanuit de grote klimrozelaars die helemaal op de tuinscheiding tussen de buren hun tuin en de onze staan.  Terwijl ik deze dappere strijd tussen al die bruingrijze rakkers aankeek, ging er, mede dankzij het nieuwe schooljaar dat pas was aangevat, een heel verhaal door mijn achterhoofd:

Toen ik nog, op de Hoge Buizemont, naar de gemeenteschool ging, krioelde het daar meestal van de mussen”. We waren nog maar pas van de speelplaats de klas aan het binnengaan of de ‘koer’, zoals we de speelplaats noemden, zat al vol mussen. Ze waren daar telkens drukdoende bezig om de krummels van koekjes en boterhammen, die wij er tijdens de speeltijd hadden laten neervallen, op te pikken. In de lente maakten sommige mussenpaartjes ook hun nest onder het grote afdak van de overdekte speelplaats.

De overdekte speelplaats van onze school noemden wij ook de ‘hangaar’. Toen het regende bleven we tijdens de speeltijd onder de ‘hangaar! De constructie van de hangaar bestond uit mooie ronde ijzeren pilaren. Deze grote overspanning had, om een zo groot mogelijk vloeroppervlak te hebben, geen steunpilaren. Heel het dakgebinte was in houtwerk. Vanaf de lange achtergevel van het schoolgebouw naar de ijzeren pilaren toe, was de hangaar wel 5 meter breed en had over bijna de hele de lengte van het gebouw een hellend dak van ongeveer 45 graden. Op dikke houten dwarsbalken die op de ijzeren pilaren rusten lagen de steunbalken met daarop de pannenlatten. De pannen lagen bloot op de pannenlatten en daar, heel hoog, kwamen de mussen pakken hooi en pluimen brengen om er nesten mee te bouwen. Naar het schijnt zat er ook de schoolzolder vol mussennesten. Ik heb dat nooit gezien, maar mijn goeie makker Hubert, die rechtover de school woonde en wiens vader de school ging onderhouden, heeft me dat ooit verteld.

Wanneer ik in 1959, in september naar Geraardsbergen naar het atheneum ging, zag ik hoe mensen uit de dicht bewoonde Buizemontstraat stukjes brood op de straat gooiden en hoe de mussen ze kwamen oppikken. 58 Jaar geleden, waren er ook nog niet zoveel auto’s in de stad en de straatstenen van de Buizemontstraat waren ook nog kasseien. Kasseien waarover er ook af en toe nog een paardenwagen rolde. Onder andere de kolenmarchand Beerens droeg nog zijn brandkolen, in zakken van 50kg, rond met een wagen voortgetrokken door 2 ferme Brabantse boerenpaarden. Ook brouwerij Denderia, een brouwerij uit Onkerzele, had toen nog in de stad een bierronde die afgelegd werd met een paardenwagen. Hierdoor lagen er af en toe, en dit tot grote vreugde van de stadsmussen, enige dikke, opgehoopte paardendrollen in de straten. Ook in de Westhoek, zouden er volgens de West-Vlaamse troubadour, Willem Vermandere ooit, en dit ook tot vreugde van de mussen, paardendrollen in de straten hebben gelegen! Ik citeer enige zinnen uit het lied ‘Blanche en zijn Peird’: Trouwens, wij paarden zijn zo geboren. En je weet heel goed, er gaat niets van verloren. De mussen op straat gaan er niet van dood. De één zijn stank is de ander zijn brood.

Nadat de bende ruzi ënde mussen vanuit de rozelaar verder waren gevlogen, bleven ze in mijn gedachten. Ze hadden iets in mijn hoofd op gang ‘getjilpt’! Ja mussen tjilpen. Ook dit moeilijk werkwoord, dat deze grijsbruine rakkers voortdurend aan het uitvoeren zijn, heb ik  nog in de lagere school leren vervoegen: (de mussen tjilpen, die ene mus had nog heel luid tjilpt’; getjilpt met een “t”!)  Wanneer ik later op de dag naar een warenhuis aan de Geraardsbergse Astridlaan fietste, viel het me op dat ik onderweg geen mus hoorde of zag. Geen luid getjilp noch in dakgoten noch boomkruinen, geen schelden en in het rond hippen in de straat of op de stoepstenen, geen driftig geharrewar over een broodkorst. Niks. Maar uiteraard ken ik wel nog een paar plekjes in het centrum Goeferdinge, de gemeente waar ik woon, waar je altijd wel mussen ziet of hoort: aan boerderij Van Wijnendaele bijvoorbeeld. En aan het plantsoentje aan de hoek van de Schoolstraat en de Kastanjestraat tegenover de tuin van de gewezen hovenier.

Ook bij ons op de Waaienberg kunnen ze van zich nog laten horen. Wanneer onze kleinzonen, bijvoorbeeld, op het terras een boterham hebben gegeten, zijn deze grijsbruine rakkers er snel bij om de kruimels op te pikken. Maar als je, vandaag de dag, door Geraardsbergen wandelt of fietst, kom je onderweg toch eerder een merel of een tortelduif tegen dan een mus. En je zal in de bomen langs de Guilleminlaan eerder het slaan van een vink of de roepzang van een putter horen dan mussengetjilp. In de tuintjes van onze straat daarentegen, nestelden er de voorbije lente nog heggenmussen, merels en kool- en pimpelmezen. Onze buren hadden zelfs onder hun dak een nestelende spreeuw! En boven de zijgevel van hun huis onder de vorstpan die wat over hun gevel hangt, slaapt er zelfs een vleermuis.

wijfjesmus

Wanneer onze buren vorige zomer hun huismuren lieten isoleren, zag ik ze plots bij klaarlichte dag wegvliegen uit haar schuilplaats. Voorts zitten er in onze buurt ook kauwen, eksters, Turkse tortels, roodborstjes en heggenmussen. Ook groenlingen laten van hoog in de naaldbomen van zich horen. En nu, terug van weggeweest, weer een bende mussen. Ongeveer hooguit 17 jaar geleden, of tot voor de eeuwwisseling wemelde onze straat nog van mussen. Ze hadden hun nesten in de klimop van buurvrouw Monique, hingen vooral rond bij de duivenhokken van buurman Jacques en slaagden er ieder jaar weer in het grootste deel van de knoppen van onze andere buurman zijn appelboom weg te pikken. Zo tegen de eeuwwisseling verdwenen ze grotendeels en lieten schaars van zich horen.

Waarom? Geen idee, al vermoed ik dat het verdwijnen van een koeienweide en een kleine akker achter ons huis een rol hebben gespeeld. Een grotere boer nam deze akkertjes over en maakte er een groot veld van. Waarna hij op dat veld 4 jaar na mekaar mais teelde. Niettemin: ze waren weg, de mussen. Tot opeens iedereen uit onze buurt, ’s winters de vogels in de tuin rijkelijk begonnen te voederen. Graansilo’s in diverse formaten werden overal opgehangen: een voederhuisje hier, een voederplank daar en her en der mezenbollen! Completer kan en vogelhotel niet zijn . En zie, ze kwamen terug: eerst de vinken en de kepen, dan ook de mussen. Aanvankelijk slechts enkele, die bleven rondhangen zolang het winterde, maar in het voorjaar verdwenen ze weer. Maar jaar na jaar kwamen er meer en op zeker ogenblik ontdekten ze de inmiddels opgegroeide bomen zoals berken, sparen, cipressen, hazelaar en dennen. Ook de tuinvijvers die ondertussen overal tevoorschijn waren gekomen, maakten onze buurt mussenvriendelijk. Uitgegroeide vegetatie en een permanent aanbod van vogelvoer en water om te drinken en een bad in te nemen, wat kan een bende mussen hen meer toewensen?

Inmiddels bleven de mussen en vermenigvuldigden zich. Zodat ik, wanneer ik ’s morgens naar GFT trek of even mijn neus in de tuin steek, nog gauw van wat gekwetter, getsjilp, gescheld en getier kan genieten.  Ik beloon mijn grijsbruine m(r)akkers dan ook regelmatig met boordkorstje op de grasmat. Wanneer ik dan die broodkorstjes aan het snijden ben gaan mijn gedachten naar het kruim op de koer van gemeente school, ik zie dan ook de hangaar terug.

Want meestal, als we op maandagmorgen op school aankwamen, lagen er op de betonnen vloer van de hangaar witgrijze mussenstrontjes mooi, op een lange rij verspreid: de mussen lieten immer hun uitwerpselen ( hun adreskaartjes ) vallen vanaf hun slaapplaats.

Karel De Pelsemaeker