Column, 24/10/2017 – We hebben het de laatste weken langs de media vernomen, de Konnlijke Munt van Belgi ë zou haar deuren sluiten. Uiteindelijk zijn er op 23 oktober in de ateliers voor de laatste keer Belgisch euro’s geslagen, klonk het in de media…raar toch Belgische euro’s.
Ik ben bijna 40 jaar in de Koninklijke Munt van Belgi ë, dat is het instituut dat onze munten vervaardigde, tewerkgesteld geweest en heb ontstaan van de Euro meegemaakt. Op 8 september 1998, waren alle muntpersen op eurostukken afgesteld, in de namiddag is Koning Albert en Premier Jean-Luc Dehaene met een delegatie notabelen en persmensen de werkplaatsen van KMB komen bezoeken om de eerste Europese munt te slaan.
Er waren toen 70.000 ton muntjes uit het stelsel van de Belgische frank uit omloop genomen. Prominenten uit de Nationale Bank, de Thesaurie en de Muntmeester, maakten uit dat er evenveel moesten vervangen worden in het eurostelsel. Maar hoe moest dat ingevuld worden? Het Bef-muntstelsel bestond toen uit 50centimen, 1, 5, 20 en 50Bef, dat zijn 5 muntstukken. Het nieuwe eurostelsel moest bestaat uit 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent en 1 en 2 euro, dat zijn 8 muntstukken. De grondstoffen voor de blanco stukken van 2€, die uit 2 kleuren bestaan en dus ook uit verschillende legeringen, was heel duur. Deze stukken, die een ingewikkeld productieproces eisen, werden in Duitsland vervaardigd, nu nog trouwens.
De grondstof van de blanco muntstukken van 1, 2 en 5 cent, in ijzer bedekt met roodkoper, was veel goedkoper en werd in Luik bij Cuire & Zinc besteld. We hadden in die tijd, 1998 en voordien, een Minister van Financi ën uit het Luikse: de heer, Philippe Maystadt. Als vanzelfsprekend bezorgde hij graag aan het bedrijf uit zijn provincie veel werk.
Wanneer wij tijdens een vergadering werden toegelicht over de planning voor het vervaardigen van euromunten, merkten we op hoeveel roodkoperen muntjes er op de planning stonden. Iedereen die toen aanwezig was, ook de Rekenplichtige van de Munt, vond dat het aantal aan 1- en 2 cent-munten veel te hoog lag. (Ik ken nu de getallen niet meer uit het hoofd.)
Ook het betalen met een bankkaart en met proton was toen nieuw in gebruik, wat ook zou teweeg brengen, zo dachten we toch, dat mensen overvolle portemonnees met veel munten erin minder zouden gaan hanteren. Onze mening werd evenwel genegeerd en er zijn tussen 1998 en 2002 (bewust) te veel roodkoperen munten gedrukt geworden. Wanneer in 2002 de deelnemende landen met de euro startten, heeft Finland nooit stukjes van 1- en 2cent in omloop gebracht. Ze hebben ze wel gedrukt om hun verzamelsetje mee te vervolledigen.
In 2012 jaar heeft onze toenmalige Minister van Financi ën, Koen Geens, , de muntjes van 1 en 2 willen afschaffen. De muntjes van 5 cent zouden wel in omloop blijven. Ik stelde ook vast, dat velen het eens waren met dit voorstel. Maar…, op dat moment zouden al miljoenen stukjes verloren gegaan zijn. Er zouden er onder andere al een deel meegegaan zijn met toeristen die hier aankomen en ze meenemen naar hun land van herkomst. Nog andere zouden niet worden binnengebracht, om ze in te ruilen, maar zouden ergens in een lade of in een doos blijven liggen hebben. Al dat verloren geld zou in dit geval, winst zijn voor onze schatkist. Want munten worden steeds binnengebracht binnen een vooropgestelde termijn. Nadien worden ze waardeloos. Ik kan hier echter bij vertellen dat de nominale waarde van de 1cent-stukjes, samen met de productiekosten ervan, van bij de aanvang al, lager lag dan hun materialenwaarde, maar in het hele stelsels paste dat en mocht dit. 1 Euro = 40,3399 Bef., 10C = 4Bef en 1C aan 0,04Bef.
Tot mijn stomme verbazing vernam ik nadien, op 4 februari 2012 dat er van de stukjes die de Minister uit omloop ging halen, opnieuw gedrukt werden maar met het hoofd van Koning Filip erop (!?)
Ik veronderstelde dat ze alleen maar gedrukt zijn voor verzamelsetjes?
In setjes voor verzamelaars zit steeds het volledige gamma munten van een land. Deze setjes gaat trouwens elk land jaarlijks vervaardigen. Ze worden bij ons ‘Fleurs de coins’ of de ‘Stempelglansstukken’ geheten. Doch over heel de wereld zijn ze het best gekend als ‘Oncirculeted Coins’. Deze munten worden in een etui aangebonden aan een prijs die veel hoger ligt dan hun nominale waarde, wat dan weer winst oplevert aan onze schatkist. Het is een set voor verzamelaars, waarvan de geldstukjes met speciaal veel zorg vervaardigd worden. Het principe van een stempelglans stuk is, dat in een muntpers 2 nieuwe muntstempels worden geplaatst en dat er dan een stuk wordt geslagen. Dit eerste stukje van de nieuwe stempels is een ‘Stempelglas’ of een ‘ Fleur de coin’.
Uit commerci ële redenen is men van deze norm gaan afwijken en worden er toch wel een 500-tal stukjes geslagen, vooraleer de muntstempels terug vernieuwd worden. Deze gebruikte stempels worden dan verder gebruikt in de dagelijkse productie. De stempelglansstukken worden dan handmatig in het etui geplaatst en terwijl nog eens op zuiverheid en afdruknauwkeurigheid nagekeken vooraleer ze verder te verpakken. In ons land zit er steeds een herinneringsmedaille, over een bepaald thema, in het muntensetje. Zo was de medaille van 2002 een herdenking aan 700 jaar na de Gulden Sporenslag. 2002 Is ook het jaar van het eerste setje met euromunten. Voordien bestond zo een muntenstel uit Bef-stukjes met een legende erop in Nederlands en Frans. Er zijn nooit munten gedrukt geweest met een Duitse legende erop. We kregen dus 2 stukken van 0,5, 1, 5, 20 en 50 Bef in ons muntensetje.
De legende op onze Belgische frankstukken was ‘Belgi ë’ of ‘Belgique’. Op de euro’s werd dat niet meer vermeld, maar iedere land heeft wel nog zijn eigen ‘beeldenaar’, bij ons is dat het hoofd van onze koning. In Ierland, bijvoorbeeld, is het een harp. In Itali ë en Griekenland bestaat er per munt, als beeldenaar, een andere afbeelding. Op de keerzijde van de munten wordt de nominale waarde vermeld, bijvoorbeeld: 2 euro, of 10 Cent.
Over het uit omloop nemen van onze rode centen heeft onze minister nadien toch gezwegen. Ik ben er zelfs aan twijfelen of hij door de bomen het bos nog zag? Of door de centjes de euromiljoenen ?
De euro-landen in de Europese Unie zijn: Andorra, Belgi ë, Cyprus, Estland, Finland, Griekenland, Ierland, Itali ë, Kosovo, Letland, G–H– Luxemburg, Malta, Monaco, Montenegro, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Dan Marino, Sloveni ë, Slowakije, Spanje en Vaticaanstad.
Tsjechi ë is sinds 2004 EU-lid maar trad niet toe tot het euromuntstelsel. In Kosovo fungeert de Euro als officieel betaalmiddel, als een van de gebieden in voormalig Joegoslavi ë die voorheen de Duitse Mark gebruikten. In etnisch Servische gebieden wordt evenwel nog de Servische dinar gebruikt.
Reeds vanaf het invoeren van de eerste euro-stukjes was er discussie over de beeldenaar op de stukjes en over wie de stukjes zou vervaardigen. Normaal moesten er op de euro-stukjes één en dezelfde beeldenaar voor alle deelnemende landen gestaan hebben. Maar zowel de Fransen Jacques Delors als de Duitsers Helmut Kohl vonden dat we nog niet zo Europees van mening waren om een gemmenschappelijke beeldenaar op onze munten te hebben. Ze waren het evenwel over eens, dat munten slaan een dure kost is voor ieder land en dat er op termijn slechts 2 Munten nog muntstukjes zouden gaan produceren. Namelijk de 3 beste uitgeruste muntateliers Duitsland en Frankrijk. Ook de CEB gaf hier haar fiat over.
– De CEB is een multilaterale ontwikkelingsbank onder toezicht van de Raad van Europa. Ze beschikt desalniettemin over een eigen wettelijke status en over financi ële autonomie. De Bank participeert in de financiering van sociale projecten door het verstrekken van leningen, ze verleent ook steun bij noodgevallen en neemt derhalve deel aan het verbeteren van de levensomstandigheden en sociale samenhang in de minder ontwikkelde regio’s van Europa. (Denk aan Griekenland, Spanje en Ierland.) De CEB verstrekt leningen aan de Europese landen-leden (38). Belgi ë werd lid van de bank in 1956.
Groot Brittanni ë dat nu in een brexit zit heeft nooit deelgenomen aan euromuntensysteem.
Dat Belgi ë nu echt stop met een Nationaal Munthuis te hebben, was dus al lang voorzien, maar steeds uitgestel. Eigenlijk is de Koninklijke Munt die vroeger 4Het Munthof’ heette 2 jaar jonger dan Belgi ë en niet even oud, zoals ik gisteren tijdens het VRT-journaal hoorde.
In het stelsel van de vroeger Belgische frank, werden alle munten en de bankbiljetten van 20 en 50 Bef uitgegeven door de Thesaurie dat onder de bevoegdheid van het Ministerie van Financi ën valt. De directeur generaal van de Thesaurie zijn handteken stond op deze briefjes.
Sinds 1964 was dat met de naam Marcel D’haeze, een man uit Opbrakel. Ze werden binnen een vooropgestelde termijn uit omloop genomen en zijn nu waardeloos.
– Bankbiljetten vanaf 100Bef, werden uitgegeven door de Nationale Bank van Belgi ë. Op deze biljetten stond (of staat) de handtekening van de Gouverneur van de Nationale Bank. – De handtekening is een essentieel element van het bankbiljet. Het is een echtheidskenmerk.
Alle bankbiljetten uitgeven door de Nationale Bank, blijven voor altijd in te ruilen bij de Nationale Bank of bij de betere privaatbanken. Bij euromunten en bankbiljetten geldt dezelfde regel. In het eurostelsel zijn alle biljetten uitgeven door de Nationale Bank van Belgi ë. Al ons geld dat in omloop circuleert, zou moeten gedekt zijn, door een waarde aan goud dat ik onze schatkist ligt.
Karel De Pelsemaeker.