26/01/2018, Karel De Pelsemaeker – Hazelaars houden het midden tussen forse heerster en een kleine boom. Ze zijn niet veeleisend maar geven de voorkeur aan een wat nattere, leemhoudende bodem omdat ze ook veel klak nodig hebben. Ze zijn vooral te vinden in de buurt van beekjes. In de Vlaamse Ardennen vooral rond bronbeekjes. Als de vorst in januari niet toeslaat, gaan de katjes midden januari al open: dit zijn de mannelijke bloemen met daarin vele duizenden stuifmeelkorrels. Een hazelaar, is een plant met eenslachtige bloemen, waarbij de mannelijke en vrouwelijke bloemen op één en dezelfde plant zitten! In bosranden, houtsingels en ook dikwijls in tuinen zie je overal hun gele staarten, of katjes, hangen. Dit zijn de mannelijke bloempjes.
Hazelaars zijn voor het verplaatsen van hun stuifmeel volledig afhankelijk van de wind, want insecten zijn er nauwelijks in januari. Op droge dagen zie je dan windvlagen die, in gele wolken, het stuifmeel meevoeren. De vrouwelijke bloemen moet je even gaan zoeken; ze zijn klein, rood en bevinden zich op de knoppen aan het einde van de takken. Dat het allemaal goed functioneert, bewijzen de rijpe hazelnoten, die aan het eind van de zomer, in mooi verpakte bundeltjes aan de twijgen hangen. Meestal zijn hazelnoten rijp in de laatste week van augustus, het zijn als het ware vruchtjes die de zomer afkondigen. Eekhoorns zijn niet zo kieskeurig en verorberen de noten nog voor wij ze eetbaar vinden. De hazelaar komt in en groot deel van Europa voor. De wetenschappelijke naam ‘Corylus avellana’, verwijst naar de plaats Avella, het tegenwoordige Avelino, een streek nabij Napels, die nog steeds een centrum is van hazelaars en hazelnoten.
Van alle bomen en heesters bloeit de hazelaar verreweg het vroegst in het jaar. De Germanen brachten dit in verband met Donar of Thor, de god van de donder en de vruchtbaarheid. De hazelaar neemt bij veel oude volkeren een speciale plaats in. Een staf gemaakt van een hazelaar is van oudsher een teken van gezag. Volgens de Hebreeuwse overleveringen bezat Mozes er één, en deze zou zelfs nog hebben toebehoord aan aartsvader Abraham. Het meest opzienbarende van de hazelaar is de voorspellende krachten dat zijn takken zouden bevatten.
Wichelroedelopers hanteren het liefst een gevorkte eenjarige twijg waarmee ze in staat zijn water of metaal in de bodem te vinden. De rituelen rond de hazelaar waren talrijker dan het gebruik van het hout. De belangrijkste kwaliteit is dat de twijgen heel buigzaam zijn en daarmee geschikt voor vlechtwerk. Östi, de man die in de nieuwe ijstijd leefde (vier — tot vijfduizend jaar geleden) en in 1991 in een gletsjer op de grens van Oostenrijk en Itali ë werd gevonden, had een gebogen stuk hazelaarhout bij zich. Waarschijnlijk heeft deze stok gediend als drager van een rugtas.
Ieder jaar opent: ‘Het Arboretum van Kalmthout’ rond midden januari de deuren om de bezoeker te laten genieten van bloeiende toverhazelaars of Hamamelis. Daar groeit de grootste verzameling toverhazelaars uit Europa. Enkele planten zijn meer dan 80 jaar oud en de grootste uit hun soort. In de tuin is een ‘Hamamelisroute’ uitgestippeld die de bezoeker langs alle winterbloeiende planten brengt. De Hamamelis is daar samen met helleborussoorten een van de mooiste winterbloeiers. Wij trokken er in januari 2014 nog eens naartoe.
In de 50-tiger jaren van vorige eeuw, als kerstrozen en bloemstukken voor Kerstmis nog niet zo talrijk in de handel waren, knipte onze oma een boeket van hazelaartwijgen. Ze dompelde de takken een paar uren onder in een bassin met lauw water en zette ze daarna in een vaas met water. Ze deed dit één week voor 25 december. Ieder jaar stond haar boeket hazelaartakken met Kerstmis in bloei. Ze hield ze in bloei tot met Driekoningen, op de tafel van haar voorplaats, dat was de schoonste plaats van haar huis, waar ook nooit te warm was omdat ze er bijna niet ingingen. Het oogde heel mooi, want ze plaatste er een globe bij waarin een kribbe stond met een zwart Kindje Jezus. Er was wel een nadeel aan deze originele kerstversiering, als er toch iemand per ongeluk tegen de tafel stootte viel er een massa geel stuifmeel over het versgeboren Kindje! Maar in deze tijden waren boomallergie ën, dankzij de zuivere lucht, nog niet zo ingeburgerd als nu.
In haar oude dagen, heeft ze haar globe met het zwarte Kindje Jezus wel aan haar huisdokter geschonken. Dit had niets te maken met de een of andere allergie van het Kind maar wel met de drang naar antiek van de dokter. “Hij verdiende dat”, zie ze en haar drie dochters, onder wie mijn moeder, waren er trots op dat de dokter van hun moeder een erfstuk bezat. Dat waren nog eens tijden h é ‘meneer doctor’.
Karel De Pelsemaeker.