Karel De Pelsemaeker, 09/02/2018 – Omdat het op 14 februari Sint-Valentijn is, was ik de laatste weken daarover aan het nadenken. Ik wou dit jaar eens met een heel romantisch Sint-Valentijngeschenk voor de dag komen!
Na enige tijd dacht ik eraan dat één van mijn zusters ooit als huwelijksgeschenk, van een vooraanstaand koppel, twee borden, twee tassen, en zoals we dat meestal zeggen, twee ondertassen, had gekregen. Nu onze dochters, al lang, het huis uit zijn zou dit misschien wel iets leuks kunnen zijn, dacht ik. Want ik heb onthouden wat meneer L éonce bij het afgeven van het huwelijksgeschenk aan het trouwpaar had verteld: ‘Wanneer jullie morgenochtend gaan ontbijten moeten jullie zeker deze zaken bezigen.’ Waarop zijn dame repliceerde: ‘En jullie moeten ze vast en zeker regelmatig eens bovenhalen, dan zullen jullie telkens terugdenken aan dat eerste ontbijt van jullie wittebroodsweken.’ Wij zouden, later dan, ook deze ‘tassen, ondertassen en teljoren’ regelmatig eens kunnen bovenhalen en denken aan Sint-Valentijnsdag 2018, overpeinsde ik. Terwijl ik daarover nadacht, speelden ook de lessen Nederlands, die we in de zestigerjaren van vorige eeuw kregen, door mijn achterhoofd! Ons werd toen met veel tucht weesgemaakt dat de woorden ‘tassen en ondertassen’ uit de Franse taal afkomstig zijn, van ‘une tasse et une sous-tasse’.
In het Nederlands zijn het evenwel ‘kopjes en een schoteltjes’. Het woord koffieservice, maakte men ons verder wijs, is wel correct Nederlands en we mogen dit zowel in gesproken als in geschreven taal gebruiken. Zo een koffieservice kan zowel uit zes als uit twaalf kopjes en schoteltjes bestaan; er behoort ook een suikerpot, een melkpot een koffiekan bij. Wanneer we koffie gaan zetten, spreken we van een koffiekransje. Bij een koffiekransje kunnen fijne gebakjes, koekjes, pralines of chocolade aangeboden worden. Ook bij een vieruurtje wordt er meestal koffie gezet; er worden dan ook belegde sandwiches met, bijvoorbeeld, kaas, ham of met sneetjes rosbief aangeboden. Gewoon een boterham gesmeerd met boter en belegd met jam of confituur kan ook, ging deze les Nederlands ongeveer verder. In elk geval, het was toen nog heel gebruikelijk om tijdens een namiddagbezoek, de gasten, een vieruurtje aan te bieden.
Thuis, tijdens onze jeugdjaren, was een vieruurtje een normaal dagelijks gebruik. Zelf als we in de zomer op in de kruidenvelden werkten, werd er een ‘vier-uren-boterham’ gegeten. Als ik er nu over schrijf krijg ik er nog steeds trek in, ‘of goesting op’:
Er werd een kan met koffie, waarop een scheut melk werd gegoten, naar het veld gebracht, samen met enige boterhammen die met boter waren gesmeerd en meestal ook met een laagje kriekenconfituur. Op de kruidenvelden, waar Kamille, goudsbloem of witte heemst werden geplukt, was er geen sprake van kopjes of schoteltjes of van ‘zjatten en sousteljoren en teljoren’. Nee, wij goten gewoon wat koffie over onze boterham en aten van het geweekte deel, waarna we over het resterende gedeelte terug koffie goten. Een boterham met schijfjes banaan belegd, was ook zo een overheerlijk lekker vieruurtje. Wanneer het vieruurtje thuis, aan tafel, werd gebruikt was dat gewoonlijk met koppen zonder een oor, bij deze koppen behoorden er ook geen schoteltje. Deze ‘kaffeeszjatten’ leken op ‘soepkommetjes’, of kan ik hier spreken van een ‘soepkop?’ ‘Drink jij ook een kop soep mee?’: het klinkt misschien raar maar het is correct Nederlands. Of druk ik het hier toch beter zoals de Nederlanders uit: ‘Hoeveel kost ook een bakkie soep hier?’ Waarop de Vlaamse ober antwoordt: ‘Een kop verse aspergesoep met brood en boter kost hier 4€!’ Waarop de Nederlanders terug vraagt ‘En een bakkie zonder asperges?’
Waar is toch de tijd van het perfecte Nederlands en van ‘Hier spreekt men Nederlands’ op de toenmalige BRT; of van ‘Voor wie haar soms geweld aandoet’, een dagelijkse uitzending van enige minuten op de ochtendradio; met taalwenken, gegeven door taaldokter Marc Galle, een man uit Aalst. In deze uitzendingen plaatsten ze wel ‘de kopjes op schoteltjes’! Eigenlijk is het gebruik van schoteltjes en kopjes ontstaan bij het gebruik van koffieslurpen: Bij ons, in de Nederlanden, werd deze exotische, en toen nog exclusieve drank, aan het einde van de 17de eeuw slechts door de burgerij gedronken. Vanaf begin 18de eeuw werd de drank steeds populairder en er ontstonden hier toen overal koffiehuizen. Om lekkere sterke koffie te bereiden, werd er op de vers gemalenkoffiebonen kokend water gegoten. Deze drank werd dan onmiddellijk erg heet opgediend en aangeboden in een kopje met een schoteltje erbij. De bedoeling hiervan was, de hete drank vanuit het kopje op het schoteltje te gieten, om zo de hete drank te kunnen opslurpen. In die tijd was van een teljoor slurpen ook heel normaal!
Op barokschilderijen kunnen we trouwens ook zien hoe ze in deze tijden, onder de kin en hoog op de borst, een bef droegen, dat is een wit slabbetje of een morsdoekje. Later zijn ook hoogleraren, rechters en advocaten zo een befje gaan dragen om tijdens het spreken het speeksel op te vangen. Vandaar komt ook de uitdrukking ‘Hij beft mooi!’ wat zoveel betekend als ‘Hij doet zich deftig voor’. Wij gaan evenwel ons schoteltje gebruiken om onze koffie niet op het tafellaken of op de tafel te morsen. Onlangs nog vertoefden we in het Antwerpen op de Meir, waar we in het chique Caf é Imperiale, overigens een zaak met keizerlijke allures, een ‘high tea’ consumeerden. Vlak naast ons hoorden we een dame, die niet kon loochenen dat ze van – ’t stad – was, tegen haar partner zeggen: ‘Zet aa tas op die soutalloor voor ge op da’ tafelkliejd smost!’
In elk geval, beste lezer, geniet tijdens de periode van 14 februari van en fijne Sint-Valentijn! Maar let er toch maar op, dat u niet te veel gaat smossen; beffen (indien u een befje draagt wel te verstaan) en slurpen mogen ‘naar believen’! Of om het in ’t Vlaams te zeggen: ‘a volent é!’
Nb: Het woord teljoor wordt in de Vlaamse taal gebruikt voor een eetbord. Het eerste voorkomen was midden de 15de eeuw, in de betekenis schotel die vooral diende om een stuk vlees aan te snijden. Het woord gaat terug op het Franse ‘tailloir’ wat ‘hakbord’ betekent. Het wordt in Nederlandse dialecten ook gespeld als taljoor. Ook in het Deens en Noors is tallerken voor een ‘etensbord’ gebruikelijk; deze woorden zijn dan weer ontleend aan het Nederlandse tallorken, tellerken, waarin ‘ken’ het verkleiningsachtervoegsel is. Een tas echter, is een voorwerp van een flexibel materiaal dat bestemd is om andere voorwerpen in mee te nemen. Een tas heeft een handvat, of schouderband. Zonder handvat zal men spreken van een zak.
Karel De Pelsemaeker.