Exclusief te lezen op De Beiaard Online, het vervolgverhaal ‘Het leven van Sjareltje Van Gansberge’. Geschreven door Zottegemnaar Mike Vanderroost. Vandaag het zevende van twaalf delen.
Eerde delen gemist? Klik op onderstaande links en je bent weer helemaal mee!
Deel 1/12 — Deel 2/12 — Deel 3/12 — Deel 4/12 — Deel 5/12 – Deel 6/12
Zijn late tienerjaren en vroege twintigerjaren bracht Sjareltje door in een psychiatrische instelling. De vaststelling dat zijn lotgenoten er minder erg aan toe waren dan de meeste mensen die hij tijdens zijn jeugd had gekend, sterkte hem nog meer in zijn overtuiging dat hij in deze omgeving tot rust zou komen. Sjareltje onderging zonder morren de routine die hem dagelijks werd opgelegd. Hoewel hij kon kiezen uit een gevarieerd aanbod van prikkelarme namiddagactiviteiten, koos hij steevast voor knutselen. Die keuze was vooral ingegeven door zijn interesse in de etymologie van het woord knutselen. Het begon allemaal bij Olaf Knøts en Bjarke Prøts, twee vooraanstaande Scandinavische krijgers die zich tussen de vele veroveringen door bezighielden met het vervaardigen van voorwerpen met diverse materialen, zonder doel, zonder plan, zonder reden. Hun zinloze tijdverdrijf, toen nog benoemd met de term ‘knøtselprøtsen’, groeide in geen tijd uit tot een hype binnen de volledige vikinggemeenschap. Knøtselprøtsen werd zelfs zo populair dat na verloop van tijd geen enkele Viking nog de behoefte voelde om het oorlogspad te bewandelen. De eens zo beruchte en bevreesde Noormannen gaven de voorkeur aan gezellige knøtselprøtselonderonsjes rond het kampvuur, keuvelend over de laatste nieuwe interieurtrends. Olaf Knøts en Bjarke Prøts werden op handen gedragen door hun volgelingen en de eendracht binnen het Vikingvolk was sterker dan ooit tevoren. Hierin kwam abrupt verandering na een uit de hand gelopen discussie tussen beide protagonisten. Bjarke, een purist in hart en nieren, vond dat Olaf steeds vaker een loopje nam met de basisbeginselen van het knøtselprøtsen. Olaf op zijn beurt vond dat Bjarke te halstarrig vasthield aan de basisbeginselen en zo de evolutie van het knøtselprøtsen tegenhield. Een schisma was onafwendbaar en de hele situatie ontaarde uiteindelijk in een bloederige strijd tussen beide heren en hun volgelingen. Het kamp van Bjarke Prøts trok hierbij aan het kortste eind en aldus werd het knøtselprøtsen herleid tot knøtselen, thans bekend als knutselen.
Sjareltje kreeg nooit bezoek in de instelling waar hij verbleef. Dat betekende echter niet dat hij geen vrienden had. Zijn allerbeste vriend was Mario Van Goeferdinge, een veertiger met lang haar die zich een halfgod waande omdat hij ervan overtuigd was dat hij de mensen en de dingen om zich heen kon laten bewegen door er uiterst geconcentreerd naar te kijken. Dat die bewegingen steeds het resultaat waren van de inherente dynamiek der dingen en wezens negeerde hij straal. Zo zat hij soms uren te staren naar de automatische schuifdeur aan de ingang van de psychiatrische instelling. Telkens wanneer ze open of toe ging, balde Marco zijn vuist en draaide hij 360 graden rond zijn as om het succes van zijn talent te vieren. Naast Mario was Sjareltje ook goed bevriend met Andy Van Zarladinge. Die geloofde dat hij de reïncarnatie was van een fanatieke Indische slangenbezweerder. Andy begon bij alles wat ook maar enigszins op een slang leek, van elektriciteitskabels tot chipolata’s, als een gek op zijn fluit te blazen tot hij helemaal rood aanliep en buiten adem was. Hij werd uiteindelijk geïnterneerd nadat hij op een dag in een publieke sauna het lid van een flink geschapen man probeerde te bezweren. Tot slot was er nog Freddy Van Dingelinge, een man met een haardos zoals Elvis Presley en een kin die zo omvangrijk was dat een nietsvermoedende kosmonaut in het internationaal ruimtestation zich een hoedje zou schrikken indien hij even uit het raam naar beneden zou kijken en Freddy’s kin voorbij zou zien glijden. Het duurde niet lang vooraleer Freddy door iedereen in de instelling “The Kin” werd genoemd, een naam waar hij bijzonder trots op was en met dag ook steeds meer een karikatuur van werd. Freddy’s spervuur van “Be Bop a Lula”, “I’m all shook up” en “We’re caught in a trap” vervulde van ’s morgens tot ’s avonds de hoge gangen van de psychiatrische instelling.
Sjareltje kon het goed vinden met dit drietal en bracht vele uren door in hun gezelschap, vaak zonder een woord te wisselen. Hij observeerde ze en genoot van hun bijzonderheden. Hij beschouwde Mario, Andy en Freddy niet als idioten, maar als andersdenkenden. Hij bewonderde hun gave om de werkelijkheid op een aparte manier te beleven. Sjareltje voelde zich dankbaar dat hij in de instelling mocht verblijven. Hij prijsde zich gelukkig met de filantropie die er als nectar langs de muren en plafonds naar beneden druipte. De traagheid van het leven in de instelling zorgde ervoor dat de wonden uit zijn jeugd voldoende tijd kregen om te helen. Hij leerde er de fantasie te beheersen die hem als puber tot op de rand der waanzin had geduwd. Hij omarmde er de droefgeestigheid die hem af en toe te beurt viel en zette ze om in levensvreugde. Sjareltje beleefde in de instelling de zorgeloze jeugd die hij als kind nooit had gekend en stoomde zich langzaam klaar om de rest van zijn leven aan te vatten.