We schrijven 1586. Het is in de geschiedenis van Oosterzele niet altijd rozengeur en maneschijn. De pest breekt uit in Vlaanderen. Oosterzele wordt, zoals vele gemeenten, in de jaren 1586 — 1595 verschrikkelijk geteisterd. Meer dan de helft van de inwoners stierf in die periode aan de gevolgen van de pest. Van de circa 1.165 overleefden amper 500 inwoners de epidemie. De slachtoffers worden onmiddellijk begraven. Ook in de 17 de eeuw duikt de pest meermaals op: in 1635, 1647 —1648 , 1667 — 1669. De Oosterzelenaars hadden zich tijdens deze gesel tot de heilige Rochus gewend, de pestheilige. Het wordt al iets duidelijker als je de dingen in een ruimere historische context plaatst. In perioden van vertwijfeling wordt telkens de hulp ingeroepen van de heilige Rochus. Een volk dat met gevaren heeft af te rekenen, liet in dat tijdvak van de geschiedenis nooit na de bescherming van een heilige in te roepen. Tijdens de pestepidemie van 1635 stomen veel Oosterzelenaars bijeen. De volkstoeloop is de aanzet van de eerste Rochusommegang. (Reporter 17, foto’s Danny De Lobelle)
Rochusommegang
Eeuwenlang vereert Oosterzele de pestheilige Sint-Rochus. Jaar in, jaar uit leggen de Oosterzelenaars de 5 km lange ommegang af in de maand augustus.Tot 1980, de laatste bedevaart. De route: Voordries, Achterdries, Meerstraat, Geraardsbergsesteenweg, Smissenbroek, Keiberg en Dorp. Tijdens de bedevaart wordt halt gehouden aan de O.-L.-Vrouwkapel (Achterdries-Meerstraat), het O-.L.-Vrouwkapelletje ingebouwd in de hoeve van Vermeulen (Meerstraat), de Sint-Rochuskapel (Geraardsbergsesteenweg), de kapel van O.-L.-Vrouw van Altijddurende Bijstand (Geraardsbergsesteenweg, gemeenteschool), de kapel van O.-L-V.-Vrouw van Loretto (Smissenbroek), de verdwenen O.-L.-Vrouwkapel (Keiberg, afgebroken in 1966). De bedevaart eindigt in de kerk om er de relikwie van Sint-Rochus te vereren. Eeuwenlang zat de verering van de heilige Rochus diep verankerd in het gevoels- en geloofsleven van de Oosterzelenaars.
Bewijzen
De grote verering is door de eeuwen heen bewijsbaar. De ommegang, het zijaltaar in de parochiekerk, de kapel aan de Geraardsbergsesteenweg, de noveen, de broederschap en de processie zijn duidelijk blijken van eer en aanzien die Sint-Rochus geniet in Oosterzele. En er zijn nog bewijzen. In de 16 de eeuw is één van de drie altaren toegewijd aan Rochus, op het einde van de 18 de eeuw wordt een ‘Capellemeester van den heylighen Rochu’ aangesteld. Hij is belast met het beheer van de financi ën van de ‘Capelle binnen de kercke’. Bewijs de bewaarde rekeningen van 1776 tot 1780. En er is ook nog een akte van 19 juni 1775. Judocus De Bruycker schenkt 850 gulden voor een gezongen mis ter ere van Sint-Rochus, de eerste dinsdag van elke maand én een jaarlijkse bedeling van brood aan de armen. Er zijn inkomsten van de intresten van de stichting, de offeranden van boter, vlees, vlas, verkoop van kaarsen en ex-voto’s, zegenpenningen en omhalingen. De opbrengst wordt besteed aan het onderhoud en de versiering van de Sint-Rochuskapel in de kerk en van de processiebenodigdheden. De ‘capellemeester’ betaalt op 23 februari 1776 13 gulden 10 stuivers aan beeldhouwer Joannes Gaerens uit Wetteren voor herstelling van het Rochusbeeld.
Rochuskapel
De oudste kapel van Oosterzele is de Rochuskapel, Geraardsbersgesteenweg (voorheen Kapelleberg, nog vroeger Heerweg genoemd). In het kerkarchief vinden we een rekening van 1628, ‘…van tghene ghecost heeft het upmaecken vande Ste Rocus capelle…’. Uit die rekening blijkt duidelijk dat het niet gaat over de eerste kapel, er is sprake van de ‘oude’ kapel. Tijdens de Franse revolutie wordt de kapel zwaar beschadigd. Het beeld van Sint-Rochus wordt geroofd. In 1845 heerst hongersnood door de compleet mislukte aardappeloogst. De Oosterzelenaars nemen alweer hun toevlucht tot de heilige Rochus. Na de ellende wordt een omhaling gehouden. Met de opbrengst van 150 frank worden een zilveren kroon, staf en pelgrimstas gekocht. In de pelgrimstaf staat een Latijnse tekst: vertaald: ‘Het heiligenbeeld, door beeldstormers tijdens de Franse bezetting geroofd, in ere hersteld 21 september 1845’. De Broederschap van de heilige Rochus werd gesticht in 1641. Aanplakbrieven kondigen de oprichting aan, het gaat gepaard met feestelijkheden. De kerkmeester vermeldt hoeveel hij betaald heeft voor ‘…eenighe cronighe op de voorseyde instellinghe…’. Hij noteert 1 pond 11 schellingen die hij ontvangen heeft van de ‘…broeders ende suster die haeren naemen hebben laeten inschrijven’ op de Sint-Rochusdag. De Broederschap wordt voor de tweede maal heropgericht op 25 juni 1834. In een schrijven legt monseigneur J.F. Van de Velde, bisschop van Gent, de statuten vast. We lezen onder meer: ‘…alle confreers’ zijn aanwezig op de begrafenis van en in de Requiem-mis voor een overleden lid en zullen zich ten alle tijde onthouden van alle ‘buytensporigheden’. In 1875 krijgt het genootschap een vlag, vervaardigd door de Zusters van het Crombeen uit Gent. Met veel vertoon werden op zondag 20 augustus 1882 een processie en bisschoppelijke bedevaart gehouden. Vijf muziekharmonie ën, 25 verenigingen, en een massa mensen afkomstig uit 22 gemeenten nemen aan de bedevaart deel. De stoet, die de Rochusommegang volgde werd be ëindigd op het Dorp in aanwezigheid van de bisschop van Gent en monseigneur de Battice, bisschop van Pella (Griekenland). Uit al deze historische bronnen blijkt dat er in Oosterzele eeuwenlang een speciale verering was voor de pestheilige Sint-Rochus. Reporter 17