De drukte van de lokale verkiezingen is uit het straatbeeld verdwenen. Het be ëindigen van de maandenlange campagnevoering heeft enerzijds de politieke bewustwording van de burger aangewakkerd, anderzijds schept het een gevoel zoals bij het einde van een wielerwedstrijd. De winnaar is gekend en de daaruit vloeiende resultaten zijn niet meer relevant. 14 oktober is echter niet de eindmeet maar het startschot van een nieuwe politieke legislatuur. Deze legislatuur wordt gekenmerkt door nieuwe initiatieven en nieuwe ‘afgevaardigden’. Die afgevaardigden vertalen zich in drie gemeentelijke organen: De burgemeester, het college van burgemeester en schepenen en de gemeenteraad. Laatstgenoemde is steeds gevoeliger aan een sterke marginalisering. Wat in theorie een uitermate belangrijk orgaan is, dreigt in de praktijk onderhevig te zijn aan de andere gemeentelijke organen.
De gemeenteraad wordt om de zes jaar rechtstreeks verkozen volgens het kiesstelsel imperiali, in tegenstelling tot het systeem D’hondt op de andere bestuursniveau’s in ons land. Het gemeentedecreet schrijft het aantal gemeenteraadsleden voor. Eveneens is dit aantal afhankelijk van de grootte van de gemeente. De voorkeursstemmen bepalen in een zeer sterke mate wie in de gemeenteraad zetelt. Een gemeenteraad zou een aftekening zijn van de burgers binnen een gemeente. We dienen toe te geven dat het aantal vrouwen binnen een gemeenteraad gestegen is. Alsook vinden steeds meer jongeren en allochtonen de weg naar een dergelijke raad. Desondanks blijft het wel de stereotype blanke man met voldoende vrije tijd die kenmerkend is aan de gemeenteraad. Het is een cultuur van oudsher die blijft bestaan.
De gemeenteraad heeft in principe drie functies: ze vertegenwoordigen het volk, bepalen het beleid en controleren de uitvoering van het beleid door het college van burgemeester en schepenen. Elke functie staat echter steeds meer onder druk. Wie denkt aan gemeentelijke politiek, correleert (naast termen als ‘zakkenvullers’ binnen de caf épraat) meteen de burgemeester hieraan. Volgens het theoretisch model is de gemeenteraad de vertegenwoordiger van de lokale bevolking. In de praktijk is het duidelijk dat de plaatselijke bevolking weinig voeling heeft met dit orgaan. Het verklaart meteen waarom een term als ‘burgervader’ niet weg te denken is.
De tweede functie van de gemeenteraad is de beleidsbepaling. In realiteit merken we dat het college het beleid van een gemeente uitstippelt. Zij hebben immers een ambtenarenbastion achter zich dat hen de nodige expertise kan aanreiken. De gemeenteraadsleden zijn eerder ‘amateuristisch’ hierin. Zij dienen alles zelf uit te zoeken en hebben vaak minder ervaring. Die amateuristische kant zorgt er enerzijds voor dat een gemeenteraadslid dichter bij de bevolking staat, anderzijds dienen zij meer tijd te spenderen aan bepaalde dossiers. Het zorgt ervoor dat de kloof tussen de gemeenteraad en het college steeds groter. Een grote waakzaamheid voor een verstoring in het machtsevenwicht is geboden. We mogen niet vergeten dat een gemeenteraad ook een politieke afvaardiging is. Een schepen van een bepaalde partij kan makkelijk druk uitoefenen op gelijkgezinde gemeenteraadsleden om zijn beleid te bekrachtigen.
Ten slotte heeft de gemeenteraad een controlerende functie. Deze functie is zowel het meest vanzelfsprekend als het meest absurde. In de vorige alinea stond reeds hoe eigenlijk het college van burgemeester en schepenen het beleid bepaalt.In de gemeenteraad zetelt ditzelfde college. Zij controleren en beoordelen het eigen beleid. Kortom: ze sturen zichzelf aan en controleren zichzelf. Dit is eigenlijk erg onrustwekkend. De cocktail van het eigen nazicht en de verder uitdijende kloof tussen college en gemeenteraad zorgt ervoor dat de procedure-barrières verbroken worden. Op die manier zal men niet altijd de meeste evenwichtige oplossing ontdekken.
De gemeenteraad staat steeds meer onder druk van bovengenoemde redeneringen. Dit orgaan is volgens het theoretische model mogelijks het belangrijkste orgaan. Zij zorgen voor de ‘checks and balances’. In realiteit wordt hun dienstverlening steeds meer als nevengeschikt aanschouwd. Zowel de burger als het politieke landschap dient uitermate waakzaam te zijn ten aanzien van het marginaliserend karakter van de gemeenteraad.