Zottegem – 11/12/2018 – Volksverhalen – Als men aan smulpaap Luc De Vos (Gorki) vroeg wat zijn favoriete restaurants waren dan stond ’t Hof van Oranje bovenaan zijn lijstje. Het restaurant staat al sinds 1959 bekend voor de beste mosselen, de malste en sappigste côte à l’os, de paling in verschillende bereidingen, de superverse vis, kreeft op verschillende manieren klaargemaakt en nog veel meer.
Weinigen weten dat dit restaurant ooit het decor was van een duivelse historie. ’t Hof van Oranje was in de tijd dat men nog met de vlegel dorste een boerenhof. Dorsen is het proces waarbij de korrels uit de aren verwijderd worden zo blijven de graankorrels met het kaf over na het verwijderen van het stro. Dit deed men met het behulp van een speciaal daarvoor ontworpen werktuig: de dorsvlegel.
Op ’t Hof kwam een man zich aanbieden bij de “Meesteresse” met een voorstel om voor haar te dorsen. “Volk genoeg! Maar wie weet volgend jaar …” zei ze maar werd onderbroken door de zelfzekere man. “Ik zal in mijn eentje meer werk verrichten dan uw voltallige ploeg” zei hij met glinsterende ogen “en u hoeft mij geen dagloon te betalen, ik wil “per zak” vergoed worden”. Dat laatste klonk als muziek in de oren van de Meesteresse en ze besloot de dorsers naar huis te sturen. Onze man ging naar de schuur om aan zijn taak te beginnen en deed de deur en op slot. De rest van de dag bleven de andere dorsers op het hof rondhangen om te zien hoe deze kerel het in zijn eentje zou klaarspelen. “De Meesteresse zal spijt hebben dat ze ons liet gaan, want ik heb nog geen enkele vlegelslag gehoord daar in de schuur” klonk het geamuseerd. Maar tegen het vallen van de avond ging de schuurdeur open en daar lag een hoop graan, zo groot dat tien dorsers een week tijd nodig hadden om hetzelfde resultaat te bekomen.
De dorsers konden hun ogen niet geloven en konden niets anders dan teleurgesteld huiswaarts keren. De Meesteresse was tevreden van het gepresteerde werk en onze man werd uiteraard in dienst genomen. Maar tegen het einde van week had de Meesteresse een groot probleem. Onze man had zoveel gedrost dat zij niet in staat was hem te verlonen voor al zijn geleverde werk. Op de betaaldag verzon ze een smoes “het koren is niet goed uitgedorst” zei ze “daarom krijg je maar een deel van uw geld”. Woedend verliet onze man ’t Hof nog naschreeuwend “Meesteresse, gij zult u dit nog beklagen!” En sindsdien, zo vertelt men, is er op de hofstede veel tegenslag geweest. De knechten die er werkten beweerden dat de vreemde dorser met de duivel omging. Wannes, de oudste knecht, beweerde zelfs dat hij met zijn eigen ogen gezien had hoe de dorser te werk ging; dat hij zijn duivelse dorsvlegel in het koren stak een riep: “Eenieder zijn zak!”, waarop duivelse creaturen aan het dorsen gingen en hijzelf languit op de vloer ging slapen.
Sommigen beweren dat de man nooit meer werd teruggezien in onze streek. Echter zijn zijn er beweringen dat het onze man was die later een bezoek bracht aan ‘Hof ten Berge’. Daar heeft hij zich aangeboden om op het veld te gaan werken. Op een dag moest hij mest verspreiden over het veld en toen de boer hem een bezoekje bracht lag hij te slapen. De boer schudde hem wakker en dreigde hem te ontslaan maar onze man stelde hem gerust “Het werk zal veel vroeger gedaan zijn dan je denkt boer.” Nauwelijks had de boer zijn rug gekeerd of hij riep: “Elk zijn hoop, ik de mijne, elk de zijne!” En op een één, twee, drie vlogen de mesthopen uiteen en lag de mest verspreid, nog beter als met een mestspreidmachine.
Na dit voorval werd onze man opnieuw niet meer gezien in onze streek maar net als ’t Hof van Oranje werd ’t Hof ten Berge geplaagd met onheil van alle slag en soort: ziektes onder de beesten, misoogsten, een brand, noem maar op. De problemen waren dermate dat menig pachter berooid het hof moest verlaten. De hoeve kreeg de negatieve naam: “Hof ten Draf, wie niet rap genoeg is, moet er af!” Machteloos tegen al die tegenslagen was men ervan overtuigd dat de duivel ermee gemoeid was en dat alles sinds het bezoek van onze lokale Faust. Op een nacht meende een koewachter, die in de alkoof van de stal sliep, bij een trommeldikke koe hoogst eigenaardige geluiden te horen. In plaats van loeien produceerde het dier eerder blaffende en grommende geluiden. Samen met de boer beslissen ze er een chirurgijn bij te halen maar deze staat voor een raadsel. Het trio beslist dan maar achter de pastoor te gaan en voor deze is het onmiddellijk duidelijk: dit is Satans werk!
Hij laat de stormklok luiden en samen met de koster en een bende “gewapende” boeren trekken ze naar de stal. Daar wordt kwistig wijwater over de koe gesprenkeld waarna de duivel zelf met een ijzige gil uit de muil van het dier springt. Vloekend spurt Lucifer in hoogsteigen persoon over de boomgaard gevolgd door de woedende menigte. Hij verschuilt zich in de hoogste appelboom maar rust vindt hij niet. Nog steeds gevolgd door de bende vlucht hij richting Grotenberge tot op “Den Doorn”, het “vierlandenpunt” waar Grotenberge, Leeuwergem, Hillegem en Herzele elkaar raken. Van daar springt hij richting Leeuwergem, komt hij op de brug over de Steenmeersbeek terecht en laat hij een afdruk van zijn bokkenpoot achter in een steen die nu gekend is als: Duivelsvoetstap.
Lees zeker: Duivelsvoetstap van Gunther Opdecam, een schitterende thriller met als uitgangspunt het voornoemde satanische relikwie.
Lees ook de Volsksverhalen:
De Weerwolf van de Vlaamse Ardennen die echt bestond
Waarom de Zottegemnaren “Theezikkers” zijn
Bronnen: Handelingen: Danny Lamarcq, werken Lic. Nestor Van Den Bossche, werken Lic. R. De Geeter, Triverius Brakel. Met speciale dank aan het Centrum van Streekgeschiedenis Zottegem