In grote getalen verzamelen duizenden jongeren voor een zoveelste klimaatmars in Brussel. Opnieuw worden ze geleid door de boegbeelden Anuna De Wever, Kyra Gantois en de Waalse iniatiefneemster Ad élaïde Charlier. Naast deze ‘lokale’ helden, is ook het Zweeds klimaatmeisje Greta Thunberg aanwezig. De klimaatmars krijgt hierbij bijkomende media-aandacht. Ondanks het feit dat het merendeel van de bevolking akkoord is met een beter milieubeleid, zijn de meningen verdeeld wanneer het over de klimaatmars gaat. Sommigen wijzen met een beschuldigende vinger naar de jongeren die spijbelen en zo de basis van onze samenleving (het onderwijs) ontkrachten. Anderen juichen het initiatief toe. Iedereen is het erover eens dat het klimaat de nodige aandacht verdient maar is een klimaatmars het aangewezen medium hiervoor?
De klimaatmars kunnen we classificeren als een betoging of een staking. Net zoals de vakbonden staken tegen een te restrictief beleid inzake de loonnorm, staken de jongeren tegen een te laks beleid inzake het klimaat. Tegenwoordig lijkt het recht om te staken ontegensprekelijk. Vroeger gold er echter een coalitieverbod dat geleidelijk aan ge ëvolueerd is naar een stakingsrecht. In 2021 zullen we het 100-jarig bestaan van het stakingsrecht vieren. Zo stelde de wet Le Chapelier uit 1791 dat samenscholing van arbeiders verboden was omdat dit inging tegen de “vrije uitoefening van nijverheid en arbeid”. Jarenlang werd het belang van de bedrijven centraal gesteld en bleef de burger hieraan nevengeschikt. Iedere overtreding van deze wet werd bestraft met zware sancties. Zo blijkt dat in de periode van 1830 tot 1867 ongeveer 1500 werknemers werden veroordeeld tot gevangenisstraffen. Het is pas met de wet van 24 mei 1921 dat de vrijheid van vereniging gewaarborgd is op elk gebied. Volledigheidshalve dien ik hierbij te vermelden dat het voor ambtenaren veel langer duurde tot zij vrijuit mochten betogen. Zo oordeelde de Raad van State in een arrest van 9 januari 1964 dat disciplinaire sancties bij een staking geoorloofd zijn en beriep zich hierbij op het principe van de continuïteit van de openbare diensten.
Gelukkig bood het internationaal wetgevend kader relaas bij de versterking van het recht op staken. Concreet verwijs ik hierbij naar artikel 11 van het EVRM: ‘Eenieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen… De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.’
Betogen is een basisrecht dat we binnen onze democratische samenleving moeten koesteren. Het feit dat we pas na een lange evolutie dit recht legaal konden uitoefenen, getuigt van de grote gevolgen dat het met zich kan teweegbrengen. Nog steeds worden de economische argumenten van destijds bovengehaald. Quotes zoals ‘dit is nefast voor onze economie’ en ‘de bedrijven zullen failliet’ zijn schering en inslag. Degenen die zich bezondigen aan deze uitspraken gaan uiteraard voorbij aan de essentie van het betogen. Tijdens een betoging wordt terug een centrale rol toegekend aan de individuele burger en zijn verwachtingen. Die ideologie dienen we ten alle tijden te beschermen. De methode die echter gehanteerd wordt om te betogen, is enorm verouderd. Sinds het ontstaan van de opstanden, werd reeds gebruik gemaakt van dynamische of statische betogingen. Een gekleurd spandoek of ‘catchy’ woordspeling verandert hier niks aan. Het gevaar dreigt dat een betoging genormaliseerd wordt en de maatschappij niet langer onder de indruk is van een grote mensenmassa. We dienen steeds extremere vormen van betogen aan te nemen tot op het punt dat het geen mogelijkheid meer wordt. Er is hierbij een duidelijke rol weggelegd voor de jeugd, echter blijven zij de alom verouderde methoden toepassen en dragen ze bij aan het faillissement van het staken. Ik roep de jeugd op tot enige creativiteit opdat zij hun verkozen doelstelling kunnen bereiken. Verlaat de volwassen wereld van het betogen want die is in verval, gebruik de eigen creativiteit en kaders om een standpunt te maken. Ontwerp een beeld, rol een grasmat uit over straat, doe datgene dat nooit eerder gedaan is!