Deze week werd 1 april vermoord. Niet door een scherpschutter, hoewel het weer er zich perfecte toe leende. Niet door een afrekening binnen het milieu of in een familiedrama. Maar het zat er aan te komen. En niemand heeft moeite gedaan het te voorkomen. Wel integendeel: we zijn allemaal mededader.
Er waren eerder al aanslagen gepleegd, door censuur en moraalridders. En later door het grote gelijk en het venijn platitude genaamd. Door #metoo’s en #youtoo’s.
Toegegeven: 1 april was al een tijdje ziek. Een tumor, gevoed door plat populisme en politiek “grapjes”, enkel gemaakt om te kwetsen en niet om een monkel- of schaterlach te toveren. Maar een tumor kan beheerst of verwijderd, alleen echter wanneer daartoe de wil is en de wens op beterschap.
Het waren zelfingenomenheid en nijd en afgunst die maandag 1 april de das omdeden. En onzekerheid om “fake news”, een gebrek aan vertrouwen. Er valt niemand te foppen als je niemand nog kan vertrouwen.
Het valt te vrezen dat we eerstdaags sarcasme, ironie en zwarte humor mogen bijzetten in het columbarium van de humor. Verast waar ze vroeger licht aangebrand dienden te zijn.
En zo zal humor uitsterven nog voor onze planeet kritisch opwarmt. En ook dat zal onze eigen schuld zijn.
Wachten we samen “De dag dat humor stierf” af? Of doen we er iets aan? Ik heb nog enkele goeie grappen liggen. Binnenkort misschien illegaal, voorlopig nog te verkrijgen op simpel verzoek.