Hij was de 2e in een rij van vier. Vier zonen. De vader was vrij jong gestorven en had zijn vrouw met een caf é en vier kleine kinderen in de Nieuwstraat achtergelaten. Versta me goed : zo ’n familieverdriet zou niet minder intens zijn geweest op de Avenue Louise of in de Rue d’Aerschot of de De Pretstraat in Antwerpen. Misschien was het zelfs beter aanvaardbaar en draagbaar in een kleurrijke buurt als de Nieuwstraat zonder gele hesjes en pooiers en granaten.
Ze woonde er met haar gezin naast de bakkerij waar Denis en zoon Jules rijsttaarten en koekelarings bakten maar ook de pât é van Lucien en de “fricandon”, het gehaktbrood, van Maurice.
Ze genoot mee van de zalige geuren die van over het muurtje op haar koer waaiden, geuren van rozijnenbrood en boterkoeken. Soms bleef het zelfs niet bij geuren. Soms liet Sozzeken even haar bakkerstoog onbemand om met anderhalve vlugge pas en met een zak zoetigheden het caf é binnen te vallen als er niemand was en te roepen : Hier Margriet, voor uw gasten !
Ze wist aan die andere geuren dat het bakken erop zat. “Jules dekt zijn oven af !” reageerde de buurt, cool, sec, lang voor milieuactivisten voor die geur een naam bedachten : schadelijke CO2-uitstoot.
Aan de andere kant van het caf é, ook voetballokaal, woonde Georgine met haar Leo, een goor, duister etablissement waar de stemverheffingen niets hadden te maken met koeken troef en troel, wel met ruzies en knokpartijen. Bart Tommelein was toen nog niet aan zijn kruisvaart voor betere isolatie met fikse premies begonnen.
Even staakten de kaarters hun partijtje wiezen. Ze legden hun kaarten neer en hun oor te luisteren naar wat Georgine daarnaast te vertellen, te roepen had en dat was een staaltje van extreme zelfkennis : Dat ik een hoer ben, weet ik maar dat ik een vuile beeste ben, dat gaat te ver !
De kinderen namen toe in wijsheid en in omvang. Ze hielpen hun moeder en sprongen bij waar het nodig was, zeker als SVSotteghem goed gespeeld had. Alleen haar nummer 2 moest ze regelmatig eens bijsturen, haar Georges. Een hond, met of zonder hoed maakte hij tot vriend. Omdat meester Cornil en meester Broekaert en andere onderwijzende klanten van haar hun boterham verdienden in de gemeenteschool, trokken de 4 broers er dagelijks heen. En dat had zo nog zijn voordeel. Lang voordat de smartphone zijn intrede had gedaan, deed de tamtam van de meesters al behoorlijk zijn werk bij moeder Margriet, direct na schooltijd. De kachel, in ’t midden van de klas, hadden ze al vroegtijdig laten uitgaan en huiswerk verbeterden ze terwijl de jongens op een blindekaart de landen van Europa aanduidden of op een tijdlijn de Guldensporenslag ver genoeg van de Leeuw van Waterloo legden. Ook de tekenles was voor de meesters een moment van reflectie, goed voor een blik op verleden en op toekomst.