Toen meester Saelens op een sneeuwdag de kinderen voor het venster idee ën liet opdoen voor een tekening, ontdekte hij dadelijk een ontluikend genie. Georges maakte er warempel een winterlandschap van met de kerk van Velzeke én de grafkelder van Egmont. In lengte van dagen bleef het meesterwerk in het portaal van de gemeenteschool hangen, ook toen Georges al naar Aalst ging naar de vakschool. Hij had niet langer zijn broers in zijn kielzog maar omringde zich door enkele Zottegemse fenomenen, nu nog die van ’t treintje naar Aalst. Jaren later veranderde zijn entourage en kende nagenoeg iedereen “de mannen van ’t treintje naar Gent”.
Omdat ze vanuit Aalst altijd recht moesten staan, waren ze op zekere dag als kinderen uitgelaten toen ze na een paar haltes eindelijk een plaatsje hadden, ieder apart zelfs bij het raam. Ze konden hun voeten zelfs op de bank leggen. Wel stonden ze na een volgende halte op het perron in Geraardsbergen. Georges moest die avond platgekookte worteltjes eten met ruggenbeentjes die opgegraven leken met de stoffelijke resten van Sabina van Beieren.
Toen hij eenmaal begon te werken, was hij ook tegelijk voetballer en soms caf ébaas, sociaal werker, toneelbouwer en zelfs eenmaal ook toneelspeler. Toen zijn moeder hem op een morgen ging wekken, vond ze niet alleen haar Georges in bed maar ook een onbekende kerel die haar met wijdopen oog aankeek, jawel, met een glazen oog ! Ze was vroeger naar bed gegaan en had de tapkraan aan Georges overgelaten. Een verdwaalde reiziger die West-Vlaams praatte en een glazen oog had, was nog komen binnenwaaien en toen bleek dat de stakker zijn laatste trein had laten rijden, kende Georges meteen eenpasklare oplossing, lang voor airbnb het levenslicht zag : hij mocht bij hem slapen. Nog dagen en weken later praatte Georges West-Vlaams tot ergernis van zijn broers.
Waar helpende handen nodig waren, stond Georges direct klaar en werkte zich de ziel uit het lijf. Zo hielp hij soms bij de bouw van het decor voor ’t Meibloempje en na lang aandringen wist hij een rolletje te versieren, een kort optreden, met slechts één zinnetje als rol. Geen enkele repetitie sloeg hij over. Van de allereerste scène tot de allerlaatste woorden was Georges present. Was hij de butler ? Was hij de gastheer ? Toen alle gasten rond een rijkgevulde dis aangekomen waren, moest Georges in elk geval op de scène verschijnen en de, voor hem, historische woorden uitspreken :” We zijn hier allen samen. Schuif dichterbij.” Bij elke repetitie deed hij dat voortreffelijk, meesterlijk zelfs op de algemene repetitie. Bij de eerste opvoering echter was hij zo nerveus dat ze hem met twee een zetje moesten geven en hij meteen zijn rol afdreunde : “We zijn hier allen samen schuif!”
Die artistieke carrière stierf een vroegtijdige dood maar al dadelijk klopte de muze van de schilderkunst luid aan zijn deur, een van die weinige keren dat iemand Georges thuis vond. Hij werd Geo en geraakte in opperste vervoering voor een droge haring, voor een zonnebloem, voor een lederen stoel waarop een sjaal als ze maar stillevens waren.
Hij was intussen getrouwd, had kinderen, veel, heel veel vrienden en op zekere dag ook een auto, eentje in de menopauze, met enkel een zetel voor de chauffeur. Maar dat was voor Geo geen probleem. Voor de passagiersruimte paste hij de poten van een stoel wat aan en wie ooit eenmaal met hem meereed, nam van die dag af de bus of ging te voet, beter dan nog eens een rit horizontaal te moeten beleven.
Soms zagen we of hoorden we hem in geen maanden en dan plots stond hij er, uit het niets, en hij zei onmiddellijk dat hij bleef eten en slapen ook. Geo werd geïnstalleerd in de grote kamer boven de onze, een kamer met een zware houten balk in het dakgebinte dwars over het bed. Midden in de nacht werden we opgeschrikt door een bonk boven ons hoofd. Het werd weer stil maar dadelijk daarop was er weer die slag daarboven tegen de plankenvloer waarop vasttapijt. Een volgende en zoveelste dreun volgde. Toen werd het stil. Tegen de middag daalde hij neer, uitgerust en monter. Wel moesten we dringend mee naar boven, twee hoog. Op de donkere houten balk stond in rood krijt :
+ Caritas Cristi Urget Nos+
Lastig werk, zei Geo, want bij elk Latijns woord dat hij schreef, moest hij uit het bed springen om te kijken of het recht stond en juist gespeld was. Wij echter zwegen in alle talen over de H die hij aan Christi niet had besteed. We hadden schrik dat hij de volgende nacht een passend antwoord op die 5e brief aan de Korinti ërs zou achterlaten en dat met meer dan vier woorden.