Het had niets te maken met dat allereerste bezoek aan de Antwerpse Zoo in de lagere school, met meester Marcel en meester Roger.
Al weken voor de schooluitstap hadden die de kinderen ondergedompeld in een bad, nee, niet van dierendrek, wel van kennis rond vinnen en veren, slagtanden en slurfen. De kinderen kenden nu haarfijn het verschil tussen een slang en een aap en dat zou hen al heelwat op weg helpen om in het latere leven dat onderscheid te blijven zien.
Zijn liefde voor dieren was echter niet ontsproten op Antwerpse bodem en evenmin genetisch bepaald. Hij was thuis zo dikwijls stille getuige geweest van bloederige taferelen, niet in zwart-wit zoals Guernica van Picasso maar met heel veel tinten rood, spuitend en daarna druppelend en met een schaar die in beaujolais gedompeld leek. Die schaar moest een kip van rondhuppelend en kakelend gezelschap tot een schotelvullende, dampende lekkernij maken door een knip onder de tong richting herseninhoud.
Niet bij hem ! Kippen arriveerden bij hem in een kartonnen doos en stierven er na lange tijd een natuurlijke dood na eerst jaren van hun pensioenfonds te hebben genoten. Hij had een Bianca en een Jeannette, een Elvire, een Omelet en een naamloze. Of toch niet helemaal. Soms noemde hij haar Dingske. H é, Dingske ! maar dat was meer uit gewoonte en had alles te maken met een lastige vergadering van de oud-scouts de avond voordien en ook nacht.
Er liep bij hem ook een hond zever te verliezen, kwijlen klinkt deftiger en een paar poezen maar die maakten allemaal eerder deel uit van het meubilair zoals het haardkleedje en de staande lamp.
Omdat ook dierenvrienden ouder worden en dus regelmatig jarig zijn, was dat bij hem niet anders. Wat kan je een levenslustige, energieke jonge man zoal geven als verjaardagscadeau ?
Een zijden das ! Nee, oubollig en volledig pass é.
Een slof sigaretten ! Nee, men mag geen verslaving aanmoedigen.
Een after-shave ! Nee, daar kon zijn hond niet tegen. Dan begon het beest te hijgen als een stoomtrein en dacht het baasje even aan mondbeademing. Maar die slingers spuug hielden hem tegen in te grijpen.
Een geit ! Ja, een geit.
De geit kwam er en ze heette Roza, niet naar die uit Thuis of uit Familie, niet de oude dame uit Erpe-Mere, gewoon Roza omdat het een gekke naam was en ook de geit een speels geval bleek te zijn.
Even dacht hij eraan haar ook eens een verzetje te gunnen maar dan doemde bij hem steeds datzelfde scenario weer op daar op de sofa bij het Journaal : Schuif eens wat op, schat, Roza kan er niet tussen. En dat wilde hij zijn vrouw niet aandoen. Trouwens, misschien voelde de geit meer voor het Nieuws op VTM.
Toen hij op zekere dag niet langer het nut van een dode notelaar inzag, legde hij de boom om en zaagde die in moten. Roza bekeek hem tijdens het werk daar achteraan in de tuin, echter niet met vraagtekens in de ogen want ze kende het antwoord al.
De volgende dag groette hij ’s morgens de dingen vanuit het badkamerraam. Dag wolken daarboven die weinig zon beloofden. Dag zitbank rechts in de straat, onder een boom. Dag twee geitenbillen die hij nog net om de hoek links zag verdwijnen, twee mollige achterbillen met iets daartussen dat schommelde. En datzelfde iets tussen twee geitenbillen had hij al dikwijls bij Roza bekeken.
In echte James Bondstijl zette hij de achtervolging in hoewel Sean Connery of Roger Moore wel wat anders droegen dan enkel een boxershort. Als er pretparken voor dieren zouden bestaan, dan zou Roza zich niet zo amuseren als bij haar dolle rit door de Bevegemse straten. Hoe sneller hij liep, hoe meer ze haar voorsprong vergrootte. Voor de tweede maal kruisten ze het H.Hartplein en kozen ze, koos Roza voor de Lyceumstraat. Nog maar goed dat de parkeertoren er niet was of hij verpulverde op de 7e verdieping het uurrecord traplopen. In de Kastanjelaan tilde een oud dametje de kanten boord van haar glasgordijn wat op en je zag haar zo denken : Ook proper, een geitenkoers in de morgen in Bevegem organiseren en ze hebben niet eens een folder in de bus gestoken… Intussen was het beginnen motregenen en hij had alle moeite om zich blootvoets recht te houden. Zijn adem wilde ook al niet meer mee en zijn rug vertelde over nakend onheil.
Maar het kon nog erger toen een treinganger hem vriendelijk vroeg of dat zÃjn geit was. In een uiterste krachtsinspanning perste hij er nog uit : Geloof je echt dat ik achter andermans geit zó zou lopen ?
Voor Roza werd het stilaan ook wat vochtig. Ze zwenkte naar links, ze zwenkte naar rechts en weg was ze, terug naar huis.
Na een douche, een stevig ontbijt en de grote titels van zijn krant trok hij zijn overal aan en zorgde voor een wintervoorraad aan brandhout. Zijn vrouw was gelukkig : zonder geit had de boom er nog maaaaanden gelegen en de wanneer-ga-je-eens-clausule had ze al na één jaar uit haar huwelijkscontract geschrapt.