Kom binnen, Lisa !
Lisa kwam binnen. Lisa ging zitten. Lisa dronk koffie, nu ja, koffie. Lisa had wat te vertellen, anders verliet ze niet zomaar haar stadhuis, nu ja, niet háár stadhuis.
Het was niet Lisa Stansfield, de zangeres, want de zittende Lisa werd rond de vorige eeuwwisseling al geboren. Het was ook Mona niet want die Lisa was allang een hangende Lisa, in het Louvre dan nog wel. Het was evenmin Lisa Del Bo noch Lisa Sheridan, actrice en niet de zus van de onzichtbare zoon van the Bucket woman. Het was wel Lisa uit ’t stadhuis. Lang voordat we twee Egmonten hadden en een tweeledige burgemeester zoals nu, hadden we al een stadhuis en geen plattelands gemeentehuis.
Zelf heb ik Lisa niet gekend maar zij behoorde tot het verhalenpakket van ons moemoe en daarin staken niet enkel “Kom binnen!”-figuren zoals Lisa uit ’t stadhuis die oorlogskoffie bleef drinken. Daar stak ook Gommartken in uit een werk van Timmermans. Daar stak ook Jan de Lichte in die, zo vertelde ons moemoe toch, als beginneling-dief en nog maar een vuist hoog, een cartonnetje stopnaalden meebracht naar huis en een oorveeg kreeg omdat hij geen wol had gestolen. Dan had zijn moeder tenminste de gaten kunnen stoppen in zijn kousen.
Daarin stak ook de figuur van Gilles de Rais, een 15-eeuwse Franse maarschalk die terechtstond voor honderden kindermoorden. Dat laatste vond ons moemoe al meer dan wreed genoeg om in verhaal over te gaan en om ons zo, onbewust, te laten zweren later nooit een Gilles te worden. Ze had het niet over pedofilie en sodomie omdat een woordje uitleg van die vieze woorden misschien pijnlijk en belastend zou zijn, misschien omdat ze dat woordje niet eens machtig was. Bovendien was daar ook steeds die dreigende gaping van biechtstoel en vagevuur.
Lisa was conci ërge in het stadhuis en woonde er ook.
Had ze een man ? Had ze kinderen ? Ik denk niet dat het relevant was haar met een echtgenoot en een gezin nog een goudener kroon aan te meten.
Hitler had Europa in zijn greep en in het stadhuis waren Duitse officieren ingekwartierd. Lisa was heel beleefd tegen hen maar meer dan een ochtendgroet en iets van “Elk ne goendag” kon er toch niet aan af. Het kon haar weinig schelen of das Weib nu in Beieren of in Baden-Württemberg alleen liep Duits te zijn.
Veel tijd had Lisa niet want het blitzbezoek was eigenlijk niets meer dan een uitnodiging voor ons moemoe om Lisa rap naar ’t stadhuis te volgen. De nazi’s hadden net alle braadpannen bij de Zottegemse burgers opgevraagd, opge ëist, als metaal voor hun wapenfabrieken, en ze mocht mee om zich een braadpan te kiezen. Lisa voegde er nog gehaast aan toe een grote te nemen, zodat ze er veel haring tegelijk kon op bakken. Lisa kreeg een overtuigend nee en droop kopschuddend af. Flaüut ! Ge zijt ook veel te brave ! was al wat ze nog zei.
Lisa waagde zich een ietsje verder in de aanwezigheid van de WaffenSS. In vredestijd had ze zich nooit uit de naad gewerkt om het zedelijk peil van de Zottegemse jeugd hoog te houden. Jonge vrouwen bleven echter niet ongevoelig voor uniformen en kappende zwarte laarzen, voor Duitse knappe mannen en voor hun feestjes. Niets ontging haar en wie maagdelijk rein en naïef bij avond het stadhuis ongemerkt meende te kunnen binnensluipen, wist niet dat ze geflitst was door het alziend oog van Lisa. Camerabewaking was er nog niet maar de lens van Lisa legde alles vast.
Toen haar op een namiddag een ongewone drukte opviel, zette ze haar lens op scherp, op extra scherp zelfs. Oberleutnant Fritz laadde een bak wijn uit zijn jeep, sekt noemden ze dat toen volgens Lisa, en daarna dozen met brood en worst en een heuse gerookte hesp zoals ze die bij Jefke Van de Putte en bij Octiel Van de Weghe zag hangen voor de oorlog. De avond viel. De drukte achter de gesloten deuren groeide aan. De zenuwen van Lisa groeiden mee.
Dju Lisa, kijk uit en doe je plcht, zei ze tot zichzelf. Ze had het amper gedacht of er volgde een krachtiger godver toen ze plots Marie-Josephke met een pas-de-deux achter de grote dubbele deur van de trouwzaal zag verdwijnen. En zeggen dat Julienne meende dat dochtertjelief vredig lag te slapen.
Ze riep niet “ten oorlog”want ze wilde er geen derde ontketenen maar wachtte tot de muziek en het geroep en het gelach steeds luider werden. Ze telde nog tot 10 om een reserve adem op te slaan en stoof toen naar binnen. Marie-Josephke zat op een officiersschoot, een Duitse schoot. Lisa ging voor het verliefde stel staan, bekeek Marie-Josephke met een vernietigende blik en riep haar dan toe : “Zij gij nie beschomd ? Strontjong !” Ze strekte de arm in een Arteveldegebaar en zei toen tegen het strontjong dat ze één minuut de tijd had om terug bij haar moeder te zijn. Ze hield zelfs voor dat jong de deur open, het strontjong dat in de nacht verdween, richting afstraffing.
’s Morgens gebaarde Lisa zich van krommenaas en zei als gewoonlijk “Elk ne goendag” hoewel ze liever scheisse had geroepen.