Sente Hubertus is niet de beschermheilige van de jagers. In tegendeel. Volgens de legende was Huibert een rijkeluiszoon die er zijn hand niet voor omdraaide om zelfs op Goede Vrijdag, van het jaar onzes Heere 683, te gaan jagen op groot wild,… het overleefde en dan maar pastoor werd.
Toentertijd was de jacht nog echt een duel tussen mens en dier. De eervolste prooien waren groot, sterk en sluw. Ook de jager riskeerde zijn vel.
Vandaag trekken zij eerder met een handvol gezellen doorheen onze ingekleurde lochtings op zoek naar ocharme een tamme fazant of een strekenloze vos. De wapens zitten goed in’t vet en het gevoel van meesterschap en heerschappij is zo mogelijk nog belangrijker dan de buit.
Huibert, hij jaagde op een groot hert.
Toen hij uiteindelijk oog in oog stond met het geweldige beest scheen de zon in zijn ogen en verblindde hem. Het gewei in de aanslag gaf het wilde beest de sporen. Huibert grabbelde naar zijn kruis en stamelde: “God lieve Heer, als ik dit overleef word ik pastoor.”
En zo geschiedde. Huibert werd Hubertus, klom op langs de staf van de geestelijkheid en werd uiteindelijk bisschop.
Zijn jagers nuttig?
Misschien wel. Alleen al de discussie is gezond. Maar rekening houdend met de wapens die vandaag gebruikt worden en de dichtheid van de bewoning zullen ook zij toegeven dat jacht in Vlaanderen groot inzicht en meer dan doorsnee verstand vereist.
Verbindt het recht op het publiek dragen van een wapen dan aan een hogere opleiding, zoals dat bij politie het geval is.
En laten we afstappen van het feodale gebruik dat jagers overal mogen jagen behalve wanneer grondbezitters zich daar actief tegen verzetten. Draai de logica van het ‘inkleuren’ om.
En wat met de hobby-jager?
Als hobby, voor de ‘plezierjacht’, rondlopen met een geweer? Is dat nog van deze tijd? Maak op zijn minst van de jager een professional.
SjK