Gisteren reed ik naar het ziekenhuis van Zottegem met mijn vader, voor zijn zeswekelijkse consultatie. Ik kom hier morgen wel even op terug, maak nu met mij een sprongetje in die tijd van één uur. Aangezien de consultatie meestal doorgaat op dinsdag, ga ik om de tijd te doden naar de wekelijkse markt in Zottegem. Een visje kopen, een bakje olijven. Daarna een pint drinken bij Meileken op het Stationsplein. En nóg één.
Nu niet dus. Ik wandelde door het aanpalende kerkhof, de opslagplaats van de afgewerkte producten van het ziekenhuis. Hier stierf nog niemand aan C, maar ze gingen wel dood aan andere oorzaken. Het funerair erfgoed staarde mij aan, grijzend en grijnzend, evenwel nooit bedreigend.
Het erfgoed blijft goed overeind in Zottegem, in tegenstelling tot de dorpjes 10 kilometer verderop, die ik mijn heimat noemen mag. Een ligplaats heb je er voor 20 jaar, eventueel een stukje verlengbaar. Mijn grootmoeder werd vorig jaar gestoord in haar eeuwige rust. Het is g één pretje wanneer de grijpgrage tanden van een kraan zich in je ribbenkast klauwen. Jaar na jaar, minutieus, volgens het boekje en de reglementering worden onze geliefden definitief ontworteld aan moeder aarde. Je krijgt de tijd niet om een beetje af te koelen. Zelf zal ik er weinig last van ondervinden. Pyromaan van bij geboorte stook ik het vuur gezellig op.
Mijn grootmoeder had gevoel voor humor, ik neem aan dat ze hier wel zou kunnen mee lachen. Ze was van adel, rechtstreekse afstammelinge van de Heren van Brakel, bijgevolg ik ook. De één jaar jongere kunstschilderes Frida Haklo was een lookalike van mijn grootmoeder. Een Spaanse look, borstelige wenkbrauwen en een ringbaardje. Ik noemde haar ‘Maria el snorry à pinko’ Die pinko sloeg op haar zware wenkbrauwen, waardoor ze met haar ogen knipperde. Mijn grootmoeder kon hiermee lachen.
Intussen worden onze kerkhoven leeggeplukt, stelselmatig. Plaats zat. Waarom? In Everbecq-les-hauts werd er zelfs een nieuw stuk grond in gebruik genomen. Na twee jaar hebben twee klanten, die ik persoonlijk gekend heb, er een plaats gevonden. Met deze wetenschap, èn rekening houdende met a) dat de meesten van ons de oven in gaan om er uit te komen als gepofte kastanjes, en b) indien niet, je na 20 jaar opnieuw verrijst – ligt het perceeltje vol in the year twenty five twenty five, if man is still alive. Mag ik hieraan twijfelen?
Kan het anders? Jawel! Ga eens kijken op le cimetière de Marville, l’ossuaire Saint-Hilaire, vooraan in Frans Lotharingen, net voorbij Virton. Een kerkhof als een wilde bloemenweide dat uitnodigt voor een picknick of een vrijpartij. Net geen Woodstock. Laat iedereen in vrede leven en dood zijn. Maar aangezien ik nog niet eens in staat ben om de wereld te verbeteren, hoe zou ik dan enige impact hebben op de reglementering van de begraafplaatsen?
De rondgang op het kerkhof had mijn hoofd leeg gemaakt. Nog slechts één gedachte spookte: er zijn gek v éél mensen dood. Toen ging ik heen zonder heen te gaan. Amper 50 meter verder kwam algauw een tweede gedachte binnen. Eigenlijk zou ik liever naar de markt gaan. Vis kopen. En olijven. Bij Meileken een pint drinken. En nóg een.
Er gaat niks boven het dagelijks leven.
Lees ook:
https://www.nuus.be/2020/03/29/markske-in-tijden-van-crisis-hangjongeren/
https://www.nuus.be/2020/05/01/markske-in-tijden-van-crisis-1-mei-dag-van-de-arbeid/
https://www.nuus.be/2020/05/02/markske-in-tijden-van-crisis-moemoe-vava-en-vokke/
https://www.nuus.be/2020/05/03/markske-in-tijden-van-crisis-het-vlaamse-televisielandschap/
https://www.nuus.be/2020/05/04/markske-in-tijden-van-crisis-moelebakkes-of-moemelbakkes/
https://www.nuus.be/2020/05/05/markske-in-tijden-van-crisis-door-het-oog-van-de-naald/