Was onze solidariteit, toen de pandemie nog een epidemie was, oprecht of enkel een ongemakkelijke verplichting. Als ik vandaag de kranten en sociale media lees durf ik naar het tweede te neigen. Genegenheid slaat niet overnacht om in walging, tenzij in een overspelig huwelijk.
Vijf maand geleden trokken we nog aan hetzelfde zeel. We moesten en zouden het virus onder de knie krijgen. Vandaag gebruiken we dat zelfde zeel om beelden neer te halen en sterven mensen onder knie ën. Vandaag is het terug enkel “ik” die telt.
Mijn persoonlijke vrijheid omdat “ik” geen mondmasker wil dragen. Mijn recht op verlof en een handdoek strand omdat “ik” het verdiend heb. Mijn persoonlijke recht op vrije meningsuiting omdat “ik” het grote gelijk in pacht heb. Mijn “verlaat de gevangenis zonder betalen” omdat “ik” de buur veklikte en ook rechter en beul wil zijn.
Was het de angst voor het onbekende die ons samenbracht? De angst voor de gemeenschappelijk en onbekende vijand? En is die angst vandaag, nu het strand terug open is, verworden tot een ongemak?
Geen tijd om meer om te klappen waar er vallen, tijdens een uitstapje naar zee. Maandenlange opgekropte woede en haat die harder door de slapen razen dan ooit voorheen. Maandenlang onbegrip dat gerijpt en gerot uit monden en pori ën gutst, geholpen door een hittegolf.
Zijn we ooit “socialer” geweest, of meer solidair ? Zijn we ooit gestopt met vernederen en neerkijken, met egoïstisch en zelfvoldaan zijn? Of hadden we het “on hold” gezet. Tot we terug naar eb en vloed mochten.
Tijd om ons te herpakken. En als dat niet lukt, doe dan nog een beetje alsof . Het kan en vergt slechts matig moeite.