Zottegems industrieel erfgoed: de watermolen van Elene

In de Leopold III-straat te Elene bevindt zich het bekende restaurant “In den Groenen Hond”, uitgebaat door Yves en Sandy De Clercq — Collewet en hun dochter Shana. Mooi ingewerkt in het interieur is   o.a. nog een authentiek waterrad, een molensteen en de opstand van een houten kamwiel te zien, herinneringen aan de watermolen die zich eeuwenlang op die plaats bevond.

Het eerste spoor van een watermolen op die plaats dateert van 12 februari 1400: de erfenisakte voor Elizabeth, dochter van Giselbrecht, de heer van Leeuwergem en Elene (+1397), vermeldt dat zowel een “coerenmuelen” als een “olymuelen” tot de erfenis behoren. De korenwindmolen bevond zich op de voormalige Molenkouter te Leeuwergem, precies in het verlengde van de huidige Kasteeldreef niet ver van de grens met Oombergen, en brandde in oktober 1677 volledig af maar werd niet meer heropgebouwd. De oliemolen werd in 1410 eigendom van de weduwe van Giselbrecht,   Margriete van Ghistele   – samen met de vijvers. De oliemolen moet dus de watermolen geweest zijn, gelegen aan de “Kerckvivere” te Elene – vòòr 1858 stond de kerk van Elene op het huidige kerkhof van dat dorp. In de volgende eeuwen vernemen we niets meer over die oliemolen, die diende om het gebroken en opgewarmde raap- of lijnzaad tot olie te stampen (vandaar dat zo’n oliemolen ook een stampkotmolen genoemd werd), maar het landschappelijk uitzicht van Elene is wel voor een deel gevormd door de aanleg van deze molen: vóór   1800 bevond zich tussen het huidige kasteel van Leeuwergem en de molendam aan de huidige Leopold III-straat een snoer van vier vijvers waarvan het water de energie voor het molenrad leverde: alleen van de Kerkvijver (of na 1643 de Molenvijver) is nog een restant over,   de vroegere Rondvijver en de Nieuwe Vijver zijn verbost, de Wereldbosvijver is tot weide dichtgeslibd en op dit ogenblik ook op weg naar verbossing.

De oude oliemolen zal in de 17de eeuw niet meer gefunctioneerd hebben, want op 26 april 1640 verkrijgt Valentijn de Lannoy, heer van Elene en Leeuwergem, het octrooi om aan de kerkvijver van Elene — op dezelfde plaats waar zich de vroegere oliemolen bevond   – een korenwatermolen te bouwen als aanhangsel van een groot hoevecomplex met “huisinghen, schueren, stallen, bogaert ende lochtinck”. Op 20 augustus van hetzelfde jaar sterft hij in zijn kasteel te Leeuwergem, zodat de bouw van de watermolen onder het toezicht van zijn weduwe, Isabelle de la Loo,   plaatsvindt. De constructie van die watermolen tijdens de jaren 1642 en 1643   is goed gedocumenteerd evenals de lotgevallen van de molenaars tijdens de volgende eeuwen. Het molenwerk wordt gebouwd door de “meulenmeesters” Gillis en Pieter De Cocq, de smid Valerius Troublin en de Gentse ijzerhandelaar Jacques Schamp staan in voor het ijzerwerk. De nodige planken worden in Sint-Goriks-Oudenhove door Jacques Demarez gezaagd uit olmenbomen, gekapt in het Leeuwergembos. Arent en Pieter Stevens leveren meer dan 20.000 bakstenen, terwijl Antheunis en Louis Stevens voor een deel van de arduinsteen zorgen, gerecycleerd uit “eenen auden keldere”. François Vandenberghe maakt de “ghelase veijsters” (glazen vensters) en zo zijn er nog een paar dozijn metsers, timmerlieden, zagers, strodekkers, voermannen en leveranciers — de meerderheid niet uit de onmiddellijke omgeving – die een loon verdienen voor hun werk aan de molen. De kerkvijver wordt uitgediept, zodat hij meer waterkracht kan leveren. De timmerman Melchior Cornival (Carnuwal) is verantwoordelijk voor het houtwerk in het molenhuis, de spei (of stuw met schotten) en drie loopbruggen rond het molenrad. Isabelle de la Loo, de eigenares, betaalt correct uit. De eerste molenaar is Arent (Arnout) Bombeke: zijn pacht gaat in op 1 december 1643.

Dat ook Leeuwergemnaars van de nieuwe watermolen gebruik maakten — ook al kunnen ze tot oktober 1677 beschikken over een windmolen op de Molenkouter – blijkt uit een contract uit 1671, waarin te lezen staat dat ze tussen Allerheiligen en mei via de priv éwegen van het kasteel naar Elene kunnen gaan, omdat de gewone “passagie inden winter dickwils quaet is” (omdat de doorgang tijdens de winter dikwijls moeilijk is). De molenvijvers waren ook kweekplaatsen voor karpers, want in 1674 verkoopt molenaar Adriaan van de Kerckhove 250 “antenois”   (of éénjarige karpers), die dan elders in “vetvijvers” tot eetbare grootte gekweekt worden. Om te voorkomen dat de vissen ontsnappen worden houten “rennen” vòòr de watergoten geplaatst.   In het najaar van 1693 loopt de molen grote schade op – een doorgebroken dam –   met den grooten vloet van twater door de faute vanden mulder”. De dam wordt gedicht vóór 4 januari 1694: Pieter De Wolf kapt een olm en een eik en Jan De Paepe voert aarde aan, terwijl Geraard Staelens betaald wordt voor de reparatie.

Nu en dan worden grote restauratiewerken uitgevoerd, zoals in november 1705. De molen wordt dan veertien dagen stilgelegd terwijl goten en rennen vervangen worden door de plaatselijke timmerman, Philippe Lancbeen, en men de vijvers en beken tot aan het kasteel ruimt en schoonmaakt. In 1718 bouwt de molenaar Adriaan de Backer op eigen kosten een oliestampmolen aan de watermolen die vermoedelijk in 1863 nog functioneert. De kollergang — twee om een verticale as draaiende rechtopstaande molenstenen die de oliehoudende zaden pletten — zijn nu nog aanwezig.

Als er te weinig water in de vijvers staat   of wanneer er legerbenden in de buurt zijn, wat ettelijke keren gebeurt tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701 — 1713), wordt de pacht verminderd of kwijtgescholden — molens waren de ideale plaats voor foeragerende soldaten. In juli 1706 vissen “crijghsvolckeren van oorloghe” met een sleepnet de molenvijver leeg. Het gaat hier om Engels-Nederlandse troepen die een tijdje op   het Lange Leen en omgeving kampeerden — volgens de toenmalige pastoor van Elene Thielemans waren ze met duizenden!

Daar het debiet van de vier molenvijvers tijdens de zomer vaak te klein is — de molen kan soms maar enkele weken per zomer malen –   wordt door de plaatselijke heer, Gaspar d’Heyne, in 1761 het octrooi aangevraagd om te Elene de stenen windmolen op te richten die er nu nog staat. Daar d’Heyne kort daarna overlijdt, is het zijn enige erfgenaam, de puissant rijke Gentenaar Pieter Emmanuel d’Hane, die de molen laat bouwen. In dezelfde jaren, 1762-63, wordt ook het huidige kasteel van Leeuwergem gebouwd door de Gentse meester-metser Jan Baptist Simoens in opdracht van d’Hane. De Nevelse steenbakker Pieter Bafort produceert ter plaatse meer dan 150.000 bakstenen — voor het kasteel en de windmolen. Vanaf juni 1763 worden zowel de nieuwe wind- als de honderd jaar oude watermolen door dezelfde molenaar uitgebaat. De windmolen maalde voor het laatst in 1923 en is sindsdien in stil verval.

In de nacht van 10 op 11 juli 1784 wordt in het molenhuis van de watermolen brand gesticht. De molenaar, Jan Baptist Cosijns, hoort stemmen op de zolder boven zijn slaapplaats, denkt dat het zijn zoon is, krijgt op zijn vraag geen antwoord en ziet dan brandend pek doorheen de vloer van de zolder druipen, naast zijn bed. Zijn hulpgeroep wekt de buren. Niclaus De Winter, de zoon van de koster, luidt de kerkklok en talrijke dorpsgenoten schieten ter hulp. De zoon van de mulder klimt op een ladder en blust de brand. Hij gebruikt daarvoor   koperen “marmiten” (emmers), aangereikt door de omstaanders. E én kant van het dak is vernield, er zijn geen gewonden, maar diverse getuigen zien op de half-uitgebrande zolder nog de restanten van “schavelingen”, vermengd met pek: de brand werd duidelijk aangestoken. Voor baljuw Jan Frans Van Damme en twee dorpsnotabelen worden tussen 11 en 16 juli de getuigenissen van een tiental betrokkenen genoteerd maar blijkbaar worden de brandstichters niet gevonden.

De molenaars hebben eeuwenlang één van de grootste landbouwbedrijven van Elene uitgebaat. De molens en de hoeve met woning, stallen en schuren vormden met de vijvers, weilanden en gronden altijd één pacht. Het huidige — gerenoveerde   – woonhuis is van recentere datum dan de watermolen en dateert van 1842.

De ons gekende molenaars / landbouwuitbaters zijn:

  • 1643 — Arent Bombeke
  • Voor 1671 — Adriaan van de Kerckhove
  • 1685 — Jan van Lierde
  • 1714 — Jan Herman
  • 1717 — Adriaan de Backer
  • 1727 — Joseph van Aelbrouck
  • 1742 — Judocus van Aelbrouck
  • 1762 — Frans van Aelbrouck
  • 1780 — Jan Baptist Cosijns en zijn schoonzoon Jan Baptist Dooms
  • 1785 — Judocus Moens
  • 1791— Joseph van der Schueren
  • Voor 1844 — Adriaan de Backer
  • Vanaf 1851 — Napoleon de Backer
  • 1870 — Leo de Cock
  • Voor 1904 — Henry de Muyter
  • 1920 — Remi de Muyter
  • september 1948 — Emiel Beerens

De watermolen heeft voor het laatst gewerkt in 1953. De familie Beerens bleef op de hoeve tot 1968.

In 1973 werd het hele complex grondig verbouwd, de watermolen werd gedeeltelijk ontmanteld en ingericht als restaurant “De Molenhoeve”. In 1984 namen de heer en mevrouw Collewet — Kusseler het restaurant over. De naam van het restaurant transformeerde daarna tot “Bistro Alain” en een paar jaar geleden kreeg de zaak de huidige naam “In den Groenen Hond”.

Ignace De Temmerman

Bronnen:

  1. Stadsarchief Gent. Registers van de Schepenen van Gedele, 1399-1400, folio 261 r °& v °. Gedateerd op 12 februari 1400.
  2. Stadsarchief Gent. Registers van de Schepenen van de Keure, 1409-10, folio 88 r °/2

  3. Stadsarchief Gent. Kohieren van de 20ste penning, nr.43/156. Leeuwergem – Elene. 1571. fol. 22 r °   en 34 r °.

  4. Voor 1765 was hij nog 93 a groot, in 1853 nog 58 a, nu wellicht minder dan 25 a.

  5. De gegevens over de   windmolen te Leeuwergem en de watermolen te Elene steunen op de uitstekende studie van SOUFFREAU, G.L. Geschiedenis van de Houten   Korenwindmolen te Leeuwergem (voor 1399 — 1677) en van de Koren- en Oliewatermolen (voor 1399 — 1960) en de Stenen   Koren- en Oliewindmolen (1762 — 2013) te Elene. Woubrechtegem, mei 2013.

  6. Pieter Emmanuel d’Hane (1726 — 1786) was zowel via vaders-als moederszijde de enige erfgenaam van twee van de aanzienlijkste fortuinen in Gent. Hij was ook de belangrijkste bouwheer van het schitterende stadspaleis d’Hane Steenhuyse in de Veldstraat te Gent.

  7. SOUFFREAU, G.L. e.a. https://www.molenechos.org/molen.php?nummer=1352

  8. De gegevens over de familie Beerens werden verstrekt door de beide dochters van Emiel Beerens en de gegevens over het restaurant door de familie De Clercq — Collewet, waarvoor onze dank.