Gustaaf Schockaert en (klein)zonen, een succesverhaal – Deel 2: 700 jaar textielnijverheid in Zottegem

Van onder het stof…   700 jaar textielnijverheid in Zottegem

Deel 2: Gustaaf Schockaert en (klein)zonen, een succesverhaal

Lees hier Deel 1

Lange tijd vervulde Zottegem, in vergelijking met de naburige steden Aalst, Geraardsbergen, Oudenaarde of Ninove, slechts een beperkte (pre)stedelijke functie. Het economisch leven verschilde er niet zó veel van dat in andere plattelandsgemeenten. In 1740 vond men er bijvoorbeeld in ‘bijna ieder huis’ een spinnenwiel en/of een weefgetouw, alhoewel de landbouw er minder uitgesproken was dan in de omringende dorpen. In de loop van de tweede helft van de 18de eeuw verloor Zottegem echter geleidelijk zijn plattelandsstatus; in 1800 vond men nog in slechts 10 % van de woningen weefgetouwen en het aantal schoenmakers oversteeg toen reeds het aantal wevers. Rond 1850 werden er allerlei duurzame consumptiegoederen geproduceerd en verkocht: er waren niet alleen 122 winkels en stoof-, sloten-, schoen-, horloge- en kleermakers, touwslagers, beenhouwers, zout — en zeepziederijen en verder alles wat nodig was om Zottegem tot het economisch centrum van de streek te maken.

Toen de Kortrijkzaan Gustave Mussely (1834 – 1895), de schoonzoon van de Zottegemse oud-burgemeester en provincieraadslid Maurice Van Aelbrouck (1803 – 1879), ervoor kon zorgen dat het geplande station op de nieuwe spoorlijn Gent — Geraardsbergen — Braine-le-Comte (1867) niet aan de Grote Lage te Strijpen gebouwd werd, maar aan het huidige Stationsplein en toen bovendien de spoorlijnen Brussel — Kortrijk   (1870) en Aalst — Ronse — Bernissart   (1885) daar aansluiting kregen, groeide Zottegem uit tot het belangrijkste spoorwegknooppunt van de streek.   Dit was een noodzakelijke voorwaarde om Zottegem verder te laten uitgroeien tot een regionaal centrum van handel en nijverheid en om het op weg te zetten naar de Tweede Industri ële Revolutie, zeker toen in 1901 Zottegem op het elektriciteitsnet aangesloten werd. Opmerkelijk is daarbij de enorme expansie die de textielindustrie in Zottegem doormaakte. Na de teloorgang van de thuisarbeid in de linnensector, ontstond op het einde van de 19de eeuw vanuit een atelier waar aanvankelijk op ambachtelijke wijze textiel werd vervaardigd, een belangrijke breigoedindustrie. Pioniers in deze evolutie waren Gustaaf Schockaert (1846 – 1929)   en zijn vrouw Louise Smeets (1846 – 1923).

Gustaaf Schockaert werd te Elene geboren als zoon van een wagenmaker en een spinster. Na zijn onderwijzersopleiding was hij als leerkracht/directeur in de gemeenteschool van Zottegem actief tot een nieuwe onderwijswet van de liberale ‘vrijmetselaarsregering’ Frère-Orban — Van Humbeeck (1878 – 1884) de eerste Belgische schoolstrijd deed ontbranden. Dit bitse conflict tussen vrijzinnigen en katholieken ‘om de ziel van het kind’ noopte de katholiek Schockaert zijn ontslag in te dienen. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, richtte hij in 1882 in zijn woning in de huidige Musselystraat naast het toenmalige postgebouw samen met zijn echtgenote op 36-jarige leeftijd een textielatelier – annex – winkel op. De activiteiten van ‘Schockaert — Smeets’, zoals het eerste textielbedrijf in Zottegem heette, beperkte zich aanvankelijk tot het uitgeven van kantwerk aan thuiswerksters en het vervaardigen van breigoed op een paar manueel aangedreven breimachines in de eigen woning. In 1895 liet het echtpaar een textielwinkel optrekken op een perceel tuingrond gelegen aan de Trapstraat en drie jaar later werd de winkel uitgebreid met een werkhuis waarin het atelier ondergebracht werd. Het initiatief van Schockaert was succesvol genoeg om in 1899 te mechaniseren: een stoommachine zorgde voor genoeg drijfkracht voor een hogere en snellere machinale productie dan met menselijke energie mogelijk was. Zottegem kreeg daarmee zijn eerste industri ële textielfabriek. In de decennia daarop breidde het bedrijf stelselmatig uit, waarbij het vermogen van de stoommachine herhaaldelijk werd opgevoerd.

Vanaf 1900 werd de firma meer en meer geleid   door de twee zonen van Gustaaf Schockaert. Door het management van Joseph (1872 – 1935) en L éon (1878 – 1959) zou het bedrijf –   intussen omgedoopt tot de ‘Maatschappij in Gezamenlijke Naam Oude Werkhuizen Schockaert — Smeets’ – een grote expansie kennen, zodat de fabrieksgebouwen in de Trapstraat met een winkel, een machinekamer, productieruimten en magazijnen niet meer voldeden. Op 23 oktober 1919   – minder dan een jaar na het einde van de Wereldoorlog – kreeg Schockaert de toelating om een nieuw gebouw op te richten. Het betrof een grote productiehal schuin op de straatas van de Fabrieksstraat (de huidige Gustaaf Schockaertstraat) en de andere gevel parallel aan het reeds bestaande fabrieksgebouw in de Trapstraat. De nieuwbouw werd opgetrokken in rode baksteen en een zesdelig zaagdak, voorzien van glaspartijen in de dakschilden en vensters aan de straatzijde, bekroonde het geheel. Dit fabrieksgebouw werd in 1927 uitgebreid door een constructie van drie verdiepingen vanaf de hoek van de Trapstraat en de Fabrieksstraat, zodat de gebouwen van de N.V. ‘Soci ét é G én érale des Textiles’, zoals de firma sinds 1924 genoemd werd,   één aangesloten geheel vormden.

Tijdens het interbellum groeide de onderneming uit tot één van de belangrijkste breigoedproducenten van Belgi ë. Volgens een telling uitgevoerd door het Zottegems gemeentebestuur op 10 december 1926 stelde de firma 477 mensen te werk en was daarmee de grootste werkgever in Zottegem. 80% van het personeel bestond uit vrouwen, maar in deze cijfers zijn niet de talrijke thuiswerksters inbegrepen die tot in de jaren ‘50 voor ‘Schockaert’ werkten en betaald werden per afgeleverd stuk. Het bedrijf produceerde naast badgoed ook boven- en onderkleding voor heren, dames en kinderen en dit hoofdzakelijk voor de binnenlandse markt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte de fabriek door, zij het met een beperkte capaciteit. Na de bevrijding kwam er een aanklacht wegens economische collaboratie, maar dit leidde tot een vrijspraak: het krijgsgerecht volgde het argument dat de activiteiten van de fabriek een aantal inwoners van de regio hadden gevrijwaard van verplichte tewerkstelling in Duitsland.

Na de Tweede Wereldoorlog   kende de firma onder leiding van de kleinzonen Paul (1897 – 1963) en Leon Schockaert ( 1904 – 1966) nog gedurende anderhalf decennium een laatste bloeiperiode. Na 1946 werden her en der renovaties aan de   gebouwen aangebracht, o.a. door het inrichten van een elektriciteitscabine, want begin de jaren ’50 werd de oude stoomaandrijving vervangen door elektrische motoren. Op zaterdag 3 augustus1957 werd in grootse stijl het 75-jarig jubileum van de firma gevierd, met een feestlunch voor alle werknemers en hun partner in de nu verdwenen zaal   ‘Parking’ nabij de Grotenbergestraat (waar nu ‘Fietsen Kurt’ gevestigd is), gevolgd door een ‘Groot Bal met het bekende swingorkest The Rangers’.

Rond 1960 begon echter de neergang, volledig in overeenstemming met wat in de jaren 60 in grote domeinen van de textielbranche in Vlaanderen gebeurde. Door de hoge loonkosten in het steeds welvarender Vlaanderen en de concurrentie van de lageloonlanden geraakte de afzet van de breigoedfabriek in ademnood, nieuwe investeringen en broodnodige moderniseringen bleven uit en een deel van het familiekapitaal werd uit de onderneming gehaald. De leden van de vierde generatie, Teddy, Jo en Christian Schockaert, die in 1966 de firma overnamen, konden het tij niet keren en uiteindelijk sloot het bedrijf in 1975 de deuren, na eerst nog te zijn overgenomen door een Aalsterse onderneming. Een 30-tal personen waren de laatste werknemers.

Een deel van de leeggekomen fabrieksgebouwen boden als Algemeen Technisch Centrum (of ATC)   jarenlang onderdak aan enkele stedelijke diensten, waaronder de dienst stedenbouw en in 1985 nam de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten er haar intrek. Vanaf 2000 werd onder leiding van de architecten Saskia Baele en Lies Van Der Straeten het verouderde en uitgeleefde gebouw in diverse fases in zijn glorie hersteld, waarbij alleen de betonstructuren en de gevels behouden bleven. In 2010 was de grondige renovatie voltooid.

Deel 3 over twee weken: The Sanitary Underware Company

Ignace De Temmerman

Bronnen:

  • DE BOTH, L. Een beperkte ‘tour d’horizon’van de Zottegemse bonnetterie- en textielnijverheid, in: Handelingen van het Zottegems Genootschaap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, VIII, 1997, pp. 39-45.
  • MAINZ, K. Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914-1944) : een industri ële archeologie. UGent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling (promotor: Prof. Dr. H. Balthazar), 2001, 395 p. Hoofdstuk 2.4. Zottegem.
  • TEIRLINCK, M. Zottegem : van bedrijvige vlek tot industrieel centrum, in:   Handelingen van het Zottegems Genootschaap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, XIII, deel 1,2007,   pp. 131 – 147.
  • VAN RODE, O. De textielnijverheid te Zottegem. 125 jaar geschiedenis. Een status quaestionis van de Zottegemse textielbedrijven, in: Tijdschrift voor industri ële cultuur, Vol. 26, Nr. 107 (2009).
  • Illustraties: Centrum voor Streekgeschiedenis, Zottegem.