Geraardsbergen. Op 29 december 2020, nauwelijks één week nadat Jacques De Ro, redactiesecretaris van Gerardimontium, was overleden ten gevolge van het Coronavirus, viel een zelfde lot te beurt aan Christ Van Cauwenberge, eveneens bestuurslid van diezelfde Geraardsbergse vereniging voor historisch onderzoek. Dit is in de eerste plaats een pijnlijk verlies voor Martine De Wetter, zijn echtgenote, hun twee dochters Isabelle en V éronique en hun kleinkinderen. Het heengaan van Jacques en van Christ valt ook zwaar voor Gerardimontium dat in de laatste week van 2020 werd getroffen door het verlies van twee belangrijke bestuurs- en redactieleden…
Christ Van Cauwenberge werd in 1947 geboren in Geraardsbergen waar hij Grieks-Latijnse humaniora volgde in het Sint-Catharinacollege. Daar muntte hij uit in het vak geschiedenis waarin hij tot een gedegen vorser zou uitgroeien…
In 1970 werd hij bibliothecaris van de plaatselijke Rederijkerskamer van Sint-Petrus wier verleden hem en zijn echtgenote tot ernstig onderzoek zou aanzetten. Hij ordende de uitgebreide bibliotheek met ruim 1100 toneelstukken waaronder de oudste dateren uit het midden van de 18de eeuw: Vondel en Molière. Met de hulp van de leden restaureerde hij alle publicaties (Hippoliet Van Peene, Nestor De Tière, Julius Hoste, Domien Sleeckx…) die een beeld geven van het theatergebeuren in de Oudenbergstad. Het materiaal van die meer dan duizend toneelstukken resulteerde in zowat 2500 fiches die een drieledige klassering mogelijk maakten: alfabetische orde volgens de naam van de auteur, volgens de titel en volgens datum van de tussen 1853 en 1981 gespeelde stukken. Dit praktisch naslagwerk verscheen in 1982 en het is een uitgebreide aanvulling op de “Kroniek van het toneel en het letterkundig leven te Geraardsbergen (1416-1908)” dat Andr é Batselier publiceerde in 1976 toen die Rederijkerskamer haar 500ste verjaardag vierde.
Als archivaris van “de Vodden”, een Geraardsbergse benaming van diezelfde Rederijkerskamer, raakte hij verder ondergedompeld in de studie van haar verleden… Hij legde de hand op het “Ledenboek” dat hij grondig ontleedde wat resulteerde in 1500 fiches met een massa gegevens over alle leden tussen 1634 en 1845. Merkwaardig is dat dit de opsomming is van alle leden volgens de beginletter van hun voornaam! De “doopnaam” was tot het einde van het “Ancien R égime” immers vaak belangrijker dan de “achternaam”, de later tot stand gekomen offici ële “familienaam”. Op eigen initiatief publiceerde hij in 2005 de zeer lijvige studie van (zowat 450 pagina’s) over “Het Ledenboek van de Rederijkerskamer van Sint-Petrus (de Thaboristen) te Geraardsbergen (1634-1845) Een poging tot ontsluiting”. Van bijzonder belang is dat dit werk ook de kopie ën bevat van ruim 240 originele teksten. In 2012 gaf Gerardimontium zijn totaal andere analyse van dit “Ledenboek” uit waaraan Jacques De Ro had meegewerkt. Feit is dat beide publicaties een bijzondere betekenis hebben niet alleen voor stamboomonderzoek maar voor alle takken van ander historisch onderzoek.
‘Wie Nederlands praatte werd als “d élinquant” beschouwd…’
Als oud-leerling van het college werkte hij mee aan “Van scholaster tot principaal Het Sint-Catharinacollege van Geraardsbergen en zijn voorgeschiedenis (1437-1989)” (1990) van Geert Van Bockstaele e .a.. Los daarvan had hij eerder al twee andere historische studies over zijn college gepubliceerd. In “De leerlingen van het Latijns college in de Sint-Adriaansabdij te Geraardsbergen (1739-1769)” (1986) brengt hij niet enkele aanvullingen op de studie van Ernest Soens over “De Latijnse scholen van Geeraardsbergen” (1912) maar getuigt hij eens te meer van zijn gave om historische gegevens kritisch te analyseren. En wie zijn studie over de Franstalige “Ordre des jours ordinaires et extraordinaires – Reglements” (1987) doorneemt zal niet alleen vaststellen dat de voertaal in het college tot de eerste Wereldoorlog eentalig Frans was maar dat de leerlingen er -o.m. onder invloed van het Belgisch episcopaat- aan een Spartaans opvoeding waren onderworpen. Wie Nederlands praatte werd als “d élinquant” beschouwd en moest verantwoording afleggen bij de principaal…
Van totaal andere aard is zijn bijdrage over “De vrije Franse lessen in het 3de en 4de leerjaar van het Sint-Catharinacollege te Geraarsbergen” (“Gerardimontium”, maart 2019). Op meesterlijke wijze geeft Christ een nostalgisch verslag van de Franse lessen die directeur Leonce Van Wijmeersch had geïntroduceerd en op meesterlijke wijze vaak zelf verzorgde.
Samen met redactielid Freddy De Chou schreef Christ ook een lijvig werk over “De penningcohieren anno 1571 als genealogische en toponymische bron De belastingplichtigen in en rond Geraardsbergen tijdens het schrikbewind van Alva” (2015). Ook hier kunnen we spreken van een monnikenwerk dat historische vorsers veel opzoekingswerk in vaak duistere, ontoegankelijke archieven bespaart. In 13 hoofdstukken schenken de auteurs aandacht aan het belastingssysteem in 13 deelgemeenten van Geraardsbergen.
Als een volwaardig archivaris publiceerde Christ sinds 2018 de “Bibliografie van het tijdschrift Gerardimontium” van het voorbije jaar.
‘Zijn heengaan is een zwaar verlies…’