De dag is nog aan het krieken maar onze radioman, is het Niki of Geert, vraagt al aan zijn luisteraars wat ze voor 2021 op hun verlanglijstje hebben staan. Vrijwel onmiddellijk is ze daar, een Limburgse, die waarschijnlijk haar iPhone zelfs bij nacht nog in bed omknelt, de duim op haar RAT, de Radio2 Antwoord Toets. “Mijn kapperrr en mijn pedicurrre” is haar bondig antwoord. Heet ze Rrrita of heet ze Sandrrra, het doet er niet toe, maar ze vertelt dat ze normaal een kort kopje heeft en nu stilaan aan staartjes kan beginnen denken.
Ik ken iemand met een kort armpje die een topcarrière uitbouwde, die zelfs een boek schreef, een boekje : “Hoe maak ik van een kort armpje een lange arm ?” Te koop in de betere boekhandel.
Ik ken iemand met een kort geheugen wat heel vervelend is als je in het station op perron 1 staat en je weet niet meer wat je er staat te doen.
Ik ken ook iemand met een kort lontje maar dat kreeg hij, jawel, het is een hij, niet bij de geboorte. Dat is pas veel later aangegroeid. Hij was wel al 3 jaar toen hij voor het eerst de klasdeur ramde en de kleuterjuf aanviel.
Ze is Limburgse en ze verklapt aan de radioman niet alleen dat er wildgroei dreigt op dat korte kopje, ze vertrouwt hem op dit onmenselijk uur ook toe dat ze smacht naar een beurt van de teennagelman of —vrouw, mijn pedicure noemt ze dat zo mooi. Op zangerige toon klaagt ze erover welke moeite ze moet doen om die teennagels te knippen. Is het eigen aan een lockdown of eerder aan een slecht karakter maar ik zie haar, gebukt en steunend op één been, voorover gevouwen, de geplooide knie geprangd tussen haar cup K en met een kop, niet hoogrood maar paars, kuchend en hijgend.
Ook onze Limburgse heeft dus wat dat kort is : een kort kopje maar dat hebben velen met haar. Misschien zit die ophokplicht daar wel voor iets tussen. Het intieme moment bij de printer of de koffiemachine of het aanschuiven aan het middagbuffet is er niet meer. Thuiswerkers van nu keken vroeger “reikhalzend” uit naar het weerzien van collega’s, van sommige collega’s dan toch, op gepaste, en ook ongepaste, tijden van de dag. Nu moeten ze zich beperken tot hun eigen woning, bureau of woonkamer, en kunnen hun babbel enkel kwijt aan hun partner. Van die babbel geraken ze echter ook al ’s avonds af in de zetel of aan tafel of in bed of op hun wandeling in het bos.
Zo ’n ommezwaai in een actief mensenleven doet wat met een hoofd ! Als de kappers dan nog verplicht de schaar en het scheermes moeten neerleggen en moeten laten liggen, twee maanden lang en meer, dan wordt het voor iedereen wel doffe ellende.
Veel dichterbij dan in het verre Limburg spelen zich ook ellendige taferelen af. In Carrefour bv. Nog deze week zelfs. Op woensdagmorgen. Ik moet aan de kassa de social distancing niet respecteren want ik sta er als eerste met tagliatelle en een schaaltje gehakt, varkens en runds. Of is het rund en varken ? Op precies 1,50 m afstand van mij zegt iets : “Dag ze!” Dat is Paul Lievens, denk ik eerst, maar die gaat zijn gehakt dichter bij huis kopen, denk ik dan, en die neemt varkens en kalfs, denk ik ook nog. Ik kijk naar h ét en dat blijkt een zij te zijn. Ze draagt een donkerblauwe jas, een model waarmee ze gerust 11 maanden zwanger kan blijven. Haar hoofd gaat bijna volledig schuil onder een Burberry regenhoed met kleine ruitjes, van de hand van de jonge Burberry, Thomasje, en onder het hoedje hangt wat, levenloos, strak, kleurloos, peper en zout, harig want het blijkt haar te zijn dat in geen 2 maanden kennismaakte met een schaar. Een zwart mondmasker maakt het plaatje compleet. Al wat nog aan menselijks rest, is het strookje tussen de hoedrand met eronder primitieve begroeiing in vlokken en de bovenkant van het mondkapje. Ik graai vlug naar het kaartje dat ik altijd op zak heb met daarop een verduidelijking, een legende, van die 2 gaten. OGEN staat er en wat verder bij betekenis : LACHEN. Ik wrijf eerst die lokken weg aan mijn voorzijde, wat op mijn schouders ligt gedrapeerd, mag er blijven en ik lach haar toe, Sofie. Als ik na een afstandsbabbel en betalen wil buitenstappen, roept de kassière : Mevrouw, je vergeet je gehakt !
Oef ! Wat ben ik blij, niet voor dat vlees maar omdat ze niet riep : Guido Belcanto ! Je vlees.