Zottegemse straatnamen onder de loep: Stopweide

In een nieuws reeks neemt  historicus Danny Lamarcq voor NUUS de Zottegemse straatnamen onder de loep. Deze maand is het de beurt aan  Stopweide.

Voor wie de vorige stukken in de rubriek heeft gemist, klik op link:  Intro rubriek,  De Colfmaekerstraat,  Duivelsvoetstap,  Pijperzele,  De Munkbosstraat Wurmendries, Steenakkerweg, Brouwerijstraat en Alsbroeken   (De Beukelaar), De Munkbosstraat   en Schoofland.

Stopweide

Stopweide loopt van de Krassestraat in Erwetegem tot de Korenbloemstraat in Godveerdegem.

Ook Stopweide werd als straatnaam ingevoerd bij de grote straatnaamgeving van 1993, toen aan meer dan honderd straten, wegels en pleintjes een naam werd gegeven. Stopweide is vandaag vooral bekend als een schakel in het fietspadennetwerk dat de stad Zottegem uitrolt. Dit stukje werd in 2015 gerealiseerd en laat toe veilig te fietsen tussen Sint-Maria-Oudenhove, Erwetegem en Godveerdegem.

Het begin van Stopweide aan het kruispunt Tulpenstraat en Korenbloemstraat. Foto: Anne Van Turtelboom

Maar, Stopweide is ook een hoogst interessante straatnaam die refereert naar de manier waarop er vroeger werd geboerd. Wie een moestuin heeft, weet dat zonder meststof geen oogst mogelijk is. Dat hoeft geen kunstmest te zijn, ook in de bio wordt de bodem verrijkt. Zonder ‘bijmesten’ lukt het nooit. Heel vroeger liet men daarom een deel van de gronden rusten: het bleef braak liggen. Braak, maar niet bloot!

Twee- en drieslagstelsel

Er waren kort samengevat twee methodes: het tweeslagstelsel en het drieslagstelsel. In het eerste geval liet men de helft van de gronden onbewerkt liggen; in het tweede geval was dat maar een derde. In heel wat publicaties en ook op het internet wordt het voorgesteld alsof het drieslagstelsel volgde op de twee slagen. Men gebruikt met andere woorden een chronologie. D é specialist in landbouwgeschiedenis in onze streken, Paul Lindemans (1928-2015), ziet het anders en laat beide systemen naast elkaar lopen. Waar de grond van nature een behoorlijke vruchtbaarheid had, was het drieslagstelsel al in de Gallo-Romeinse periode in zwang; elders volgde het pas later. In beide gevallen was het principe redelijk eenvoudig. Men bekwam herstel van de grond door hem een tijdje niet te gebruiken. Omdat in de vroege middeleeuwen, omstreeks 750, het drieslagstelsel in Vlaanderen algemeen werd, houden we het hier verder bij dit systeem.

Zomer- en wintergraan

De boeren verbouwden in het eerste jaar wintergraan, vooral de broodgranen tarwe en rogge. Het tweede jaar werd er vooral zomergraan verbouwd, gerst en haver, maar ook veevoer. Daaropvolgend werd dat stuk niet gebruikt en bleef het braak liggen. Elk stuk vormde een ‘slag’ en vermits men in drie slagen werkte, werd het systeem het drieslagstelsel of drieslagbedrijf genoemd.

Op dit kaartje van Ruddershove, eind 17de eeuw, zijn de drie middeleeuwse kouters/slagen duidelijk te zien: 1. Ruddershovekouter (slag 1), 2.Steinkouter (slag 2) en 3. Letterkouter (slag 3)

In het vruchtbare Vlaanderen ging men al in de 16de eeuw overschakelen op een systeem zonder braakland en gebruikte men alle gronden. Een doorgedreven wisselbouw waarbij vooral de raap en de klaver een belangrijke rol speelden, zorgde voor een in die tijd ronduit revolutionair systeem dat in de 17de- en de 18de eeuw verder werd verfijnd en door buitenlandse agronomen werd bewonderd en bewierookt. Sommigen spraken zelfs van “de tuin van Europa”.

Stoppelgang

Zoals gezegd, bleef tot in de 16de eeuw een deel van de gronden onbewerkt, dus braak, liggen. Hierop mocht het vee vrij grazen en dat zorgde dan weer voor een natuurlijke bemesting. Het beweiden van het land na de graanoogst noemde men de stoppelgang, de stoppelweide of de stopweide. Aanvankelijk mocht iedereen zijn beesten op de braak laten lopen en was het een collectief gegeven; later werd het in Vlaanderen en Brabant de gewoonte dat grote boerderijen het weiderecht op een aantal percelen voor schapen en koeien voor zichzelf reserveerden. Dat stoppelgang en stop(pel)weide synoniemen zijn, lijkt vreemd. We stellen ons vandaag een weide voor als een omheind stuk gras waar vee graast. Maar toentertijd betekende het woord weide niet een perceel of een complex, maar wel het recht om vee te laten grazen op bepaalde plaatsen op bepaalde tijdstippen.

Vanop Stopweide heeft u schitterende vergezichten. Foto: Anne Van Turtelboom

Wie dacht dat het gebruik al eeuwenlang was verdwenen, vergist zich. Het “recht van klauwgang en stoppelweide” werd pas in 1962 (!) afgeschaft, door de wet van 4 december 1961 tot vrijmaking van de met vrijweiderecht of met klauwgang bezwaarde gronden. De voornaamste redenen van de afschaffing waren het gegeven “dat het recht een anachronisme was geworden, dat het soms aanleiding gaf tot het verspreiden van veeziektes en dat het een hinderpaal was voor de intensievere weide-uitbating”. Toen was het grazen op de braak in Zottegem al lang verdwenen. Alleen de straatnaam Stopweide herinnert aan dat aloude gebruik.

 

 

Bronnen
Paul Lindemans, Geschiedenis van de landbouw in Belgi ë, 1952
Luc Van Durme, Toponymie van Velzeke-Ruddershove en Bochoute, 1986
Adriaan Verhulst en Chris Vandenbroeke (ed.), Landbouwproductiviteit in Vlaanderen en Brabant. 14de-18de eeuw, Gent, 1979. https://nl.wikipedia.org/wiki/Recht_van_klauwengang_en_stoppelweide
FEL, voortaan veilig fietsen tussen deelgemeenten, in: Het Laatste Nieuws, 19 juni 2015