De tandarts liep blijkbaar niet te popelen om mijn binnenkant na 6 maand nog eens te bekijken. Ik ging dus nog maar wat gebruik maken van zijn wachtkamer. Door een halfopen deur had ik een panoramisch uitzicht op een wasbak en een glimmend pedaalemmertje met daar net boven tegen de muur een blad, een verzoek :
Gelieve handdoekjes NIET door het toilet te spoelen
Zijn er dan die dat doen, was de vraag die bij mij rees want, en misschien merkte je dat ook al, een vraag wil altijd hogerop, ze rijst steeds, ze zakt nooit. Dat doet onze moed, als we tenminste schoenen dragen en geen teenslippers want dan weet onze moed zeker niet meer welke kant op.
Als de tandarts, of de tandartsassistente, je weet wel, die met de ogen waarin het altijd lente is, als een van hen het nu eens positiever en directer had geformuleerd :
Gelieve de handdoekjes in het pedaalemmertje te werpen
Kozen ze echter na korte tijd voor een groter model dat hun Poolse poetshulp maar wekelijks of zelfs maandelijks moest ledigen, dan moesten ze wel een nieuw bericht ophangen :
Gelieve de handdoekjes in de pedaalemmer te werpen
Omdat ik toch moest wachten en mijn hersenen niet langer wilde afranselen met de maten van de pedaalemmers en op de duur ook met die van de Poolse poetshulpen, realiseerde ik me dat we altijd geneigd zijn te verbieden, mee te delen wat ni ét mag. Zo stond er vroeger in het treincoup é :
NIET spuwen of naar buiten leunen !
Beter zou toch klinken :
Slik je speeksel door en blijf van dat raam, het kan toch niet open.
Zoiets komt toch positiever, hoffelijker over.
Gaan we nog verder terug in de tijd en denken we aan onze oude catechismus. Dat was de Mechelse catechismus, wat je niet mag verwarren met de Mechelse Koekoek, wat staat voor een restaurant dat failliet gaat. In die catechismus stonden ook de 10 Geboden.
We mochten niet ijdel zweren noch vloeken of spotten.
Dood niet, geef geen ergernis, hadden de bisschoppen toch minder agressief kunnen aanbrengen of aankloppen bij Bond Zonder Naam om een betere oproep te lanceren.
En begeer “nooit” iemands goed moest in dat 10e gebod zelfs een superlatief worden van “niet”. Heel veel later ontdekte ik pas dat in de 17e eeuw na het Concilie van Trente met “goed” de vrouw bedoeld werd. In plaats van : Begeer nooit iemands vrouw, had ik liever gelezen en geleerd
Stel je eens content met je eigen vrouw !
Met daaronder in kleine lettertjes :
Je hebt er wel al een vette kluif aan zeker…
Zelfs bij huidige relatieproblemen kan het wat positiever. Zo klinkt het volgende tot zo negatief op het post-itje van haar tegen de ijskastdeur :
Gelieve NIET naar ons valies te zoeken
Dat staat al klaar met MIJN spullen
Veel vriendelijker zou toch zijn :
Ik ga weg !
Of nog beter zou zijn, in dialoog te gaan na enkele dagen van beeld zonder klank. Gelukkig zijn er nog steeds de post-its, hij een geel, zij een blauw
Geel : Gelieve niet langer te zwijgen
Blauw : Dat heb ik niet gelezen
Ook in het park kan het anders :
De eendjes NIET voeren met oud brood !!!
Beter is : Eet je brood toch eens zelf op…
Plots realiseer ik me dat ik nog steeds in de wachtkamer zit. Er staat een astronaut in de open deur voor mij en hij zegt : Mevrouw !
Dat moet de tandarts zijn. Ik mag hem volgen. Ik heb me in lang niet zo positief opgeladen gevoeld en ga languit en met open mond liggen genieten, echt ge-niet-en…