In 2000 publiceerden Koenraad De Wolf en ik in M & L (Monumenten en Landschappen) een studie over het ontstaan van de kasteeltuin van Leeuwergem. Toen al was het duidelijk dat er onbestemde vrijmetselaarselementen in de tuin aanwezig waren, maar veel bleef onbekend. Na 20 jaar is er echter heel wat meer boven water gekomen, zowel over de tuin als over de personen die hem vorm gaven. Een stand van zaken.
Graaf Pieter d’Hane (1726 — 1786) was omstreeks 1760 de enige erfgenaam van twee van de grootste fortuinen in het Gent van de 18de eeuw. Met zijn aanzienlijke rijkdom verfraaide hij niet alleen zijn prachtig stadspaleis in de Veldstraat te Gent (het Hotel d’Hane Steenhuyse; een hotel = een stadspaleis in de 18de eeuw ) maar liet hij ook vanaf 1762 zijn ge ërfde zomerresidentie, het toen grotendeels vervallen kasteel van Leeuwergem, vanaf de funderingen heropbouwen tot het magnifieke rococogebouw dat het vandaag nog altijd is. Voor beide bouwondernemingen deed hij een beroep op de Gentse meestermetser en grootondernemer Jan Baptist Simoens (1715 — 1779), die voor Leeuwergem de bouwplannen gebruikte van het (tijdens de Franse revolutie afgebroken) kasteel Bellevue van Madame de Pompadour te Meudon, een voorstad van Parijs.
d’Hane liet tussen 1762 en 1769 ook een klassieke Franse tuin bij het kasteel van Leeuwergem aanleggen naar de plannen van o.a. architect Le Carpentier. Dergelijke tuinen waren gekenmerkt door een strenge symmetrie en strakke lijnen, waarbij de parterres of grasperkjes geometrische vormen aannamen. Rond 1782 gaf hij de opdracht om het hogere deel van de tuin volgens de nieuwste mode om te vormen tot een zogenaamde Engelse landschapstuin, waarin de symmetrie en de rechte lijn plaats maakten voor een geïdealiseerde “wilde” natuur met heuveltjes, watervalletjes, slingerende paden en brugjes (zoals ook in bijvoorbeeld het park van Grotenberge). Typisch in zo’n tuin waren de “fabriques” zoals hutten, grotten of tempeltjes. De landmeter Jan Baptist Van der Massen tekende in 1785 een gedetailleerd plan van wat d’Hane aanvankelijk wou, maar de dood van de graaf een jaar later voorkwam dat dit ontwerp gerealiseerd werd.
De oudste zoon van Pieter, graaf Emmanuel d’Hane (1751 — 1797), zette de tuinplannen van zijn vader voort, maar gaf aan de uitvoering ervan een heel eigen én uitzonderlijke toets. Hij moet een van de merkwaardigste persoonlijkheden geweest zijn die ooit te Leeuwergem woonden. Opgeleid aan de universiteit van Heidelberg behaalde hij als primus een doctorsgraad in de filosofie en de rechtsgeleerdheid, met telkens een dissertatie in het Latijn. Emmanuel d’Hane was erg geïnteresseerd in alles wat Engels was en hij bezocht ettelijke malen dat land, waar hij met zekerheid contact had met Engelse landschapsarchitecten en hun plannen. Zijn Gentse vriendenkring noemde hem speels “notre Anglois” — onze Engelsman. Toen in 1789 – 90 de Brabantse Omwenteling tegen Jozef II (de “keizer-koster”) losbrak, koos hij de kant van de Statisten, die steun zochten bij Engeland en de Verenigde Provinci ën. Hij stelde toen voor een Engelse prins te kiezen als staatshoofd van een onafhankelijk Belgi ë, indien ons land zich zou kunnen vrijmaken van de Habsburgers — wat uiteindelijk mislukte; veel succes met dit voorstel had hij bij zijn politieke vrienden echter niet. Toen de Franse revolutionairen in 1792 ons land bezetten vluchtte hij een paar jaar later naar Engeland. Hij stierf op 7 september 1797 in Gloucester op 47–jarige leeftijd en hij werd begraven in de Cloisters (het binnenhof) van de kathedraal van die stad (zie de foto van zijn grafsteen). Zijn testament berust in de National Archives en daaruit blijkt dat hij gehuwd was met “my dear wife Eliza countess dhane” — misschien was dat Elizabeth Chers de Walton –, aan wie hij al zijn bezittingen in Engeland naliet en dat waren voornamelijk banktegoeden. Het echtpaar was klaarblijkelijk kinderloos. Over zijn aanzienlijke onroerende eigendommen in Vlaanderen werd er in “the last will” geen woord gerept; uiteindelijk gingen die naar zijn jongere broer, Jan Baptist d’Hane Steenhuyse (1757 — 1826).
In 1778 trad Emmanuel, samen met zijn broer, toe tot de Gentse vrijmetselaarsloge “La Bienfaisante, opgericht in 1763. Na 1760 werd de vrijmetselarij erg populair in ons land, vrijwel uitsluitend in de elitaire kringen van adel, rijke burgerij en legerofficieren. Ontstaan in Groot-Brittanni ë was het een spirituele beweging in de vorm van een geheime broederschap. In Frankrijk, Duitsland en de Nederlanden werden al spoedig talrijke loges (verenigingen) opgericht waarin de “verlichte” broeders samen kwamen en waarin rang en stand bewust op de achtergrond gedrongen werden en tolerantie, vrijheid van denken en vooruitgangsgeloof de voedingsbodem vormden voor latere democratische ontwikkelingen. Het is dan ook geen toeval, dat het motto van de Franse Revolutie ‘ Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ afkomstig was uit vrijmetselaarskringen. Ook veel van de Amerikaanse “Founding Fathers”, de grondleggers van de Amerikaanse Republiek, die in 1776-84 de eerste democratische grondwet ter wereld ontwierpen kwamen uit dat milieu.
Je werd lid door een inwijding waarbij een hele fantasiewereld en een bijzondere symboliek opgewekt werd. Vaak kwamen die symbolen uit de wereld van de middeleeuwse bouwvakkers (de “vrije metselaars” of “franc maçons” die ooit de kathedralen bouwden) , de lichtsfeer en de antieke oudheid en ze drukten de innerlijke zoektocht van de mens naar zelfkennis en het bouwen aan een betere wereld uit. In de 18de eeuw waren vaak ook kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders vrijmetselaars; het hevig conflict tussen Kerk en Loge dateert van later, in de 19de eeuw — denk maar aan de eerste schoolstrijd in Belgi ë van 1878-84 tijdens de regering van Frère-Orban, waarvan alle (!) leden “maçons” waren. Wereldbekende vrijmetselaars waren bijvoorbeeld Mozart (die de vrijmetselaarsopera Die Zauberflöte componeerde), Voltaire, Goethe, Leopold I van Belgi ë, George Washington, Benjamin Franklin en in de 20ste eeuw Churchill, Louis Armstrong (de jazzmusicus), Henry Ford (van de auto’s), Edwin Aldrin (de tweede mens op de maan) en filmster John Wayne.
Het bijzondere in Leeuwergem is dat een aantal vrijmetselaarssymbolen in het ontwerp en de realisatie van de Engelse landschapstuin opgenomen werd. Mogelijk engageerde Emmanuel d’Hane hiervoor de Gentse architect Jacques — Jean Dutry (1746 — 1825). Het bos werd aangelegd als een plek om in te wandelen, open voor zowel leken als ingewijden. Maar d’Hane richtte de locaties zo in dat ze symbolisch herinnerden aan zijn ervaring tijdens de inwijding in de vrijmetselarij. Een vrijmetselaar kon de symbolen probleemloos herkennen en interpreteren, de “gewone” wandelaar kon genieten van de wandeling maar miste de maçonnieke betekenis. Net zoals de inwijding was de wandeling onderverdeeld in een aantal symbolische stappen.
De eerste stap was het verlaten van de wereld, gesymboliseerd door het lovertheater van het park in Leeuwergem (“De wereld is een schouwtoneel”) via een aanvankelijk verborgen doorgang doorheen de haagbeuken, om zo het bos te bereiken. Die doorgang is naar het oosten gericht, waar de zon opkomt. Dat is de richting van het licht en dat staat symbool voor de kennis die leidt tot het ontwaken van de ingewijde. Ook de aanwezigheid van de standbeelden van de antieke goden Artemis en Apollo hebben een betekenis: Artemis is symbolisch gekoppeld aan de maan, de natuur, de duisternis en onwetendheid en Apollo aan de zon, de cultuur, het licht en de kennis. Vervolgens volgt de wandelaar/ingewijde een slingerend pad doorheen het bos, waar een aantal “fabriques” een verdere symbolische betekenis geven aan zijn tocht: de obelisk bijvoorbeeld, gekoppeld aan de zon, of de kluizenaarshut (nu verdwenen), symbool van eenzaamheid en onthechting. Een volgend artefact was Mayens fonteyne , een vaas op een sokkel waaruit water ontspringt, symbool van leven, vruchtbaarheid en zuivering. De tocht gaat dan verder via een drietal bruggetjes en een compacte steen, het altaar genoemd: in de vrijmetselarij is het altaar in de logetempel de plaats waarop de ingewijde zijn eed aflegt. In een laatste klim bereikte de wandelaar op het hoogste punt van de tuin een tempeltje, symbool van het verworven inzicht. In Leeuwergem was dit ronde tempeltje van hout en het is nu verdwenen, maar op de oude plannen van het park is het alleszins aanwezig. De afdaling voert de wandelaar verder via de astronomische toren (nu helemaal vervallen) en een graftombe op een eilandje, symbool voor het afsterven van de “oude” en de wedergeboorte van de “verlichte” mens. De graftombe te Leeuwergem is een getrouwe kopie van de laatste rustplaats te Ermenonville van Jean Jacques Rousseau (1712 — 1778), een van de meest invloedrijke filosofen van de verlichting. De inscriptie “Carpe Diem” (Pluk de dag, een citaat van Horatius) is een uitnodiging om volop te leven na de symbolische dood van de” oude” mens. Via de sfinxen — als het ware de bewakers van de tuin – betreedt men dan weer het klassieke gedeelte en keert men terug in het volle leven.
Het park van het kasteel van Leeuwergem is niet de enige vrijmetselaarstuin in Belgi ë, ook in bijvoorbeeld de kasteeltuinen van Attre (Henegouwen) en Heks (Limburg) vind je nog (restanten van) maçonnieke elementen uit de 18de eeuw; de laatste tuin werd vanaf 1770 aangelegd door Charles de Velbrück, prins-bisschop van Luik. Ook in andere West-Europese landen zijn er nog een aantal dergelijke tuinen , zoals in Schwetzingen (bij Heidelberg), Louisenlund (Schleeswijk-Holstein) of Fraeylemaborg (Friesland), evenals in Castel Howard (York) en Stowe in Engeland. Heel bekend is de tuin van Chiswick House (Londen). Vaak duikt of dook in die tuinen dezelfde symboliek op die we ook in Leeuwergem aantreffen: theater, obelisk, sfinx, tempel, graftombe, toren … .
Ignace De Temmerman
Bronnen:
DE BURLET, VIRGINIE. Nieuwe beschouwingen over het park van het kasteel van Leeuwergem. M & L, 2008, 27, 3, 6-25.
DE TEMMERMAN, IGNACE & DE WOLF, KOENRAAD. Het parkdomein van Leeuwergem : een historische reconstructie. M & L, 2000, 19, 3, p. 6-27
DE TEMMERMAN I. & DE WOLF K. Het kasteel van Leeuwergem. In de voetsporen van Lodewijk XV en madame de Pompadour, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Gent, 2000.
TROMP, HEIMERICK. Symbolisme in achttiende-eeuwse tuinen. Symposium over de invloed van intellectuele en esoterische stromingen zoals de vrijmetselarij, in: CASCADE, Bulletin voor tuinhistorie, 2006, 15, nr. 2, pp. 6 — 13.
SCHRANS, GUY. Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw. Gent, 2009.
The National archives, www.nationalarchives.gov.uk. reference PROB 11/1296/143. Last will of Emmanuel count D’hane.