Het college van burgemeester en schepenen heeft zich onlangs gebogen over een bezwaarschrift dat door een grondbezitter werd ingediend omdat hij voor de aanslagjaren 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018 een belasting op onbebouwde percelen, telkens ten bedrage van 760 euro, zou moeten betalen aan de Zottegemse stadskas. Het gaat over een stuk grond dat gelegen is aan de Bontestraat in Sint-Maria-Oudenhove en waarvan de eigenaar beweert dat dit perceel voor hem enkel een emotionele, psychologische en recreatieve waarde heeft. Dat de grond onbebouwd blijft, heeft volgens hem niets te maken met enig speculatief motief.
Het college heeft nu het bezwaarschrift, voor wat de aanslagjaren 2014 en 2015 betreft, onontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet aangetekend werd binnen de daartoe voorziene termijn. Met betrekking tot de aanslagjaren 2016, 2017 en 2018 is het bezwaarschrift wel ontvankelijk doch wordt de argumentatie van de grondeigenaar niet aanvaard en wordt het bezwaar bijgevolg ongegrond verklaard. Dit betekent dus dat hij alle vijf aanslagen van telkens 760 euro (in totaal 3.800 euro) verschuldigd blijft en binnen de wettelijke termijn moet voldoen. Samen met deze beslissing gaf het college aan de bezwaarmaker wel nog mee dat hiertegen eventueel beroep kan aangetekend worden bij de Rechtbank van Eerste Aanleg in Gent.