Ik zei wow.
Waar met Kerstmis lampjes en slingers de straat overspanden, hingen nu schortjes.
Wow zei ik bij het zien van die hoge waslijn met keukenschortjes en hun wapperende snoeren. Kleuren en vormen wisselden af van schort naar schort. Een grote gele bloem vloeide via een knijper over in een Dalí-achtig gezicht naast twee groene voetafdrukken op een blauwe achtergrond. De halssnoertjes onderaan vormden een langgerekt soort kantwerk, festoenen die men enkel op feesten vindt. Er klonk luide muziek maar daar trokken de lintjesguirlandes zich niets van aan. Er was slechts een zuchtje wind en ze bewogen op eigen tempo, gaven zelf het ritme aan, een andante of een mezzo forte, of allebei. Er was geen kleine waslijn met een verklarende lijst weet je. Wow zei ik weer want de Stationsstraat wás in feeststemming.
Hoewel het al half september was en autovrije zondag, hing er een vakantiesfeer, een buitenlandgevoel dat sinds de inname door de pandemie helemaal zoek was geraakt. Mijn vakantiebestemming was niet online geboekt of in het reisbureau en toch was ze er, zomaar, in de Stationsstraat op een zondag zonder auto’s. Ik waande me in Italië, in een piepklein dorpje, zich schurkend tegen ruwe rotsen midden de wijngaarden. Geen landkaart was groot genoeg om met een piepklein stipje de naam Sant’Antonio di Finanza nog leesbaar te maken. Of het een heilige was die in Italië ooit veel potten had gebroken, wist ik niet maar voor een autovrije zondag in de Stationsstraat in Zottegem hoefde dat ook niet.
Er waren bloemen en paddenstoelen bij en nog uit te vinden diersoorten maar ook gekende gezichten want plots ontdekte ik het blozende gelaat van een non-figuratieve Danny Lamarcq. Hij keek de straat in en kenners konden zo zien wat hij dacht : wat kan ik die NUUS-lezers nu wijsmaken over de herkomst van de naam Stationsstraat…
In een versierde straat met een waslijn vol beschilderde schorten, moest ook een tweede volgen en die was er, dit keer niet meer met keukenschortjes maar wel een verwante, een dicht familielid. Een beschilderde kiel reikte vriendschappelijk de arm naar een exemplaar dat veel had doorstaan, voortgaande op de rafels. Mondriaan wapperde vriendschappelijk naast Andy Warhol en op een witte kiel had een paarse slang niet de minste moeite om kleur te bekennen. Misschien was een fanatieke loodgieter al dagen zijn atelier aan het omwoelen op zoek naar zijn kiel, verdacht hij zelfs al zijn concurrent van het onwettig toeëigenen bij nacht van een werkkledingstuk met de naam kiel. Misschien had hij voor zijn vrouw al allerlei lelijke woorden bedacht, nee, geen loodgieterstermen, ongewone relationele uitdrukkingen omdat hij meende dat ze zijn lievelingskiel in de BBQ had opgestookt. Hij was wel vergeten dat zijn vrouw, na jaren van artistieke laagconjunctuur, teruggekeerd was naar de academie en dat ze daar aan het reanimeren van oude kielen zwoegden. Waarschijnlijk was een witte kiel van een chirurg hetzelfde lot beschoren want een wit exemplaar met heel veel rode spatten en grotere en nog rodere vlekken mocht de waslijn tooien met originaliteit. Ook die man wist misschien niet meer waar hij zijn lievelingsschort, die met de heel grote zakken waar gerust een nier en een baarmoeder vlug konden in verdwijnen, ergens had achtergelaten. Of was een slager nu zijn bloedworst aan het ontleden op zoek naar sporen van wit kielkatoen ?
De volgende hangende attractie was er eigenlijk geen meer. Waren het beschilderde T-shirts XXL of waren het kinderbloesjes of rompertjes, het gekste woord dat je een baby kan aantrekken ? Wilde ik er meer over weten, dan moest ik bij de wind te rade gaan want alle kledingstukken, groot en klein, waren vakkundig rond de lijn gevlochten na een heel korte, heel plaatselijke tornado of door de kracht van de verkoopsargumentatie van het vader-dochterspan opticiens er net onder.
Wow, zei ik, en keerde me nog eens om. Naast mij stond een oud-leraar van de academie. Hij had zijn vrouw en zijn moeder aan de arm. Ik waande me plots in Frankrijk met vakantie, in Saint-Mari-de la Mère …
Ik zag weer de snoeren en de mouwen, de overals en de T-shirts, de tekeningen en de kleurenrestjes van het palet van Picasso.
Wow, dacht ik, Zottegem doet het niet slecht op een autovrije zondag. We voelen ons een beetje stad met een Stationsstraat waar men ze ziet vliegen. Maar dan bescheidener dan een stad als Gent met zijn Overpoortstraat waar men ze binnenkort ook zal zien vliegen, die Nederlanders en die Fransen.