Nu Ortwin er de brui aan geeft en Zottegem City juist geteld nog maar over één schoenenzaak beschikt, denk ik er ernstig aan andere oorden op te zoeken.
Nu een absolute afwezigheid van een frituur binnen de stadswallen tot een trage hongerdood kan leiden, blijf ik zoeken.
Nu we het als stedeling al een paar jaar zonder ook maar één reformzaak moeten stellen nadat “De Korenbloem” geplukt was en verdord, kijk ik uit naar een nieuwe stek.
Nu we onze woning het liefst verlaten met in onze handtas of onze binnenzak hamer, beitel en tang want ook dat vinden we helaas niet meer in onze Zottegemse rangen, een slotenmaker, probeer ik een beter onderkomen te ontdekken.
Nu we de zekerheid kregen dat een nieuwe roltrap naar het centrum nog een kwestie van jaren is en dat allemaal door de gleuf, ga ik door met zoeken. Want alles, maar dan ook alles rond die roltrap heeft te maken met de plaats van de fameuze gleuf. Voortaan wordt het gebruik van die gleuf namelijk betalend. € 1 ! Men geraakt het er echter niet over eens wáár die betaalgleuf precies moet komen : onderaan, betalend dus vóór het opstappen of bovenaan, direct bij het afstappen. Vakbonden van NMBS en directie staan lijnrecht tegenover elkaar en bij een gleuf is zoiets héél dichtbij. En dan te bedenken dat de roltrap, net als zijn eerbiedwaardige voorganger, meer dan de helft van de tijd elke medewerking weigert.
Waar kan ik heen ? Waar kan ik heen ? zing ik de laatste tijd met Het Goede Doel.
En ik dacht aan Knokke. Heerlijk toeven moet het daar zijn tussen de nieuwe en de vermeende rijken met nog steeds de beschermende hete adem van wijlen graaf Lippens op je binnenlands nekvel. Kuieren voorbij Louis Vuittonetalages, en Gucci en Prada gaan aanpassen, nog wat bedenktijd vragen, jawel, dat mag zelfs in het Frans, en uiteindelijk met je klantenkaart stranden in C&A. Ook dat is Knokke. Halt houden voor de menukaart bij de ingang van toprestaurants en op je studio tongscharretjes eten want die zijn tenminste niet zo decadent prijzig als een mère supérieure van de zeetongen in een eetgelegenheid.
Je smaakt er de zilte lucht op je lippen, je hoort er dat eeuwige geluid van eb en vloed en je ziet de schuimkoppen die witte boorden kant toveren tussen water en strand. Die smaak en dat klotsen en die aanblik zijn echter wel dezelfde als verderop in Sint-Idesbald en Raversijde. Knokke, jawel, maar je hebt geen exclusieve bolide om door dat nachtelijk Knokke te scheuren ! Je gaat geen balletje slaan in Royal Zoute Golfclub waar je bezwaarlijk kan vertellen dat je thuis in je living al grote vorderingen maakt onder l’oeil de Moscou van je echtgenoot in afwachting van de komst van een golfterrein in Zottegem. Je verbroedert niet met de jetset aan de rand van een zwembad met zicht op poolhouse en paardenstallen.
Toen dacht ik aan de Ardennen. Als ik Zottegem nu eens inruilde tegen Durbuy. Dan kreeg ik er nog Marc Coucke bij en zijn avonturenpark en zijn hotels en zijn restaurants en zijn camping. Heerlijk wandelen moet het daar zijn als de zon opgaat en nevels spreiden reuzegrote ragfijne netten over de sparrenbossen uit. Of de zon zien ondergaan boven het Signaal van Botrange of de Baraque Fraituur of de Baraque Michel, onvergetelijke plaatsen in je kindergeheugen die je moesten behoeden tegen een 0 voor aardrijkskunde én de opmerking “Meer opletten en minder babbelen”. Hadden de juffen en nonnen toen toch een grote, wilde verbeelding…
Maar wat gedaan als je daar vanuit het dichte struikgewas twee ogen blijven aanstaren, nee, niet van Marc Coucke of van Wout Bru maar van een everzwijn met haar 12 jongen, haar frislingen, die bezig zijn aan hun opleiding “Vlaamse velden en tuinen omwoelen”? Ben je bereid verscheurd te worden of als gegijzelde van een everzwijn de hongerdood te sterven want zulke zeug heeft maar 12 spenen…
Toen dacht ik eraan een nieuw bestaan op te bouwen in een stad dichtbij.
Gent met zijn Graslei, zijn Gravensteen, zijn Patershol, zijn Vrijdagmarkt ?
Brugge met zijn Minnewater, zijn Begijnhof, zijn kerken en kapellen ?
Antwerpen met zijn Steen, zijn Rubenshuis, zijn zoo, zijn Bart De Wever ?
Om diep over na te denken, denk ik. En ik denk diep na , zelfs hierover : ik sta op de roltrap, zeker, een rollende roltrap, ik ben op weg naar een nieuwe schoenenzaak in de Heldenlaan en haal me volle rijst en alfalfa in een van de reformzaken in de buurt en voor het terugkeren naar huis, ga ik een frietje steken op de Markt. Of ga ik in de Zwarte Gracht om een berenpoot in de splinternieuwe frituur? Ik passeer onder de beschilderde schortjes en de Picassoachtige shirts die nog steeds feestelijk wapperen boven de Stationsstraat en plots sta ik er, op die markt niet met een bronzen Egmont als blikvanger maar met een herfstpiramide, niet die van Cheops of die van het Louvre. Ik sta er voor een fel oranje structuur, opgebouwd uit alle mogelijke vormen van pompoenen op een strobaal : ik zie er butternuts naast hokkaido’s en kabocha’s, afgewisseld met courgette en Turkse muts, broederlijk naast gespikkelde spaghettipompoen en kalebas. Tussen de verschillende soorten zorgen chrysantjes voor nog meer kleur en het is de witte, gele, geelgroene patisson die de show steelt : witte, gele, geelgroene eetbare mutsjes. Zelfs Egmont kan mee genieten van Halloween want zijn fontein is afgeboord met kleine pompoentjes die iets speels brengen aan die grote metalen voeten van de graaf.
En ik denk aan Knokke en Durbuy zonder dat kleurrijke pompoenmonument. Ik denk ook aan Gent en Brugge en Antwerpen waar niet één van hun vele markten baadt in oranje. Ik denk ook : waarom zou ik ruilen met een andere stek ?