Maandenlang hebben we er naar uitgekeken, ongeduldig, geduldig, gelaten. Eindelijk mogen we jubelen : Wees welkom ! want we verheugden ons al zo lang op zijn komst. En nee, ik heb het niet over de Messias, wel over de roltrap…
We mochten een jaar of mag het ietsje meer zijn, enkel langs hem passeren, eerst langs dat gapende gat, later, na zware en langdurige regenval langs zijn waterbekken maar zonder visjes, nog later langs een kluwen van kabels en afvoerpijpen en de werken schoten op als bonenknopen. We bleven de uitgekankerde en levensgevaarlijke betonnen trappen gebruiken, soms in een stofwolk als na de doortocht van een sliert kamelen in de woestijn én met het masker op de wazige bril, heerlijk, heerlijk. En dat alles om onze Zottegemse economie wat nieuw bloed te bezorgen met een bezoek aan de horeca of een andere zaak. Keerden we terug van dat economisch treffen, dan sleurden we onze boodschappentas of onze sleurkar diezelfde betonnen trappen met vervaarlijk loshangende metalen stroken weer af om aan het einde van de stationstunnel al ons aankopen over een nog gevaarlijker trap naar boven te sjouwen. Op onze benen tekenden zich na lange maanden van intens tillen en klimmen en dalen duimdikke aders af en onze enkels deden meer denken aan een smakelijke varkensschenkel dan aan een menselijk uiteinde. Het takje tijm en het blaadje laurier mankeerden er gelukkig bij. Nog wat later kwamen er de pijnscheuten bij in de polsen en in de schouders en tot slot begaven de wielen van de sleurkar. Jaren geleden troostten we onszelf nog toen we weer een blaadje
zegeltjes Valois mochten volkleven na al onze moeite maar ook dat geluk werd ons, samen met een roltrap ontnomen.
En deze week voltrok zich het kerstwonder. Hij was er, en nee, nog steeds niet de Messias, wel de roltrap naar het Stationsplein. Van ver konden wij, Bevegemnaars, de lichtjes zien fonkelen, niet van de kerstboom, wel van de buislampjes langs de leuning. De treden blonken nog en tussen de reten van elke trede waren er nog geen peuken van sigaretten of vastgekleefde kauwgom. We waren weer kind, we wachtten tot de paardenmolen net voor onze kinderneus zou halt houden en we dadelijk de “floche” zouden kunnen aanraken. We voelden ons ook wel een beetje Armstrong die zo dadelijk als eerste mens voet op de maan ging zetten. We kwamen dichterbij, strekten het been, jawel, dat met reuma, plantten het op de eerste trede en… er bewoog niets. De trap was er eindelijk gekomen maar het rollen zou voor later zijn.
We keerden terug met 100 gr salami en 3 appels.
De rest halen we als er nog eens een roltrap rolt.
Anny Bert