Anny Bert: Wanted

Ik ben na 3 dagen uit mijn kelder gekomen.

Een kelder is dat lager deel van het huis waarin men schuilt na een eerste terreuraanslag.

Een kelder is ook dat deel van het huis waarin men bij het schuilen een blik erwtjes met worteltjes en een blik Zwanworstjes opentrekt en tot zich neemt. “Eten” is eerder bovengrondse taal.

Een kelder is tegelijk ook dat deel waar alles met een schroefdop ligt of staat : wijn, bier, melk, spuitwater. Champagne komt niet in aanmerking als je wil vermijden dat na een knal een bestorming gebeurt op je keldergat door DOVO.

Een kelder is ook de veiligste plaats om te wachten op de komst van en de ontzetting door de wijkagent.

De wijkagent is het orgaan dat de status van onzichtbaarheid kan aannemen bij gevaar.

3 Dagen lang voelde ik me in gevaar, behalve dan tussen de erwtjes met worteltjes en de Zwanworstjes. Vermoedde ik een staakt-het-vuren of kon mijn blikjesvoeding me geen variatie meer bezorgen, ik weet het niet, maar ik ben weer aan de oppervlakte verschenen. Ik had ook heimwee gekregen naar mijn correspondentie  op de gangmat. Nu echter sta ik er weer pal voor.

Goeiedag en bedankt voor je komst, afrekening van Engie ! Wees welkom, rekening van Proximus ! Blij je terug te zien, Farys, mijn waterige liefde en ook jij welkom, mijn verzekeringsmaatschappij. Je kon geen beter moment kiezen nu ik je eens wilde spreken over je TP, je terreurpolis. Ik ben zeker geen Nigeriaans schoolmeisje dat vreest voor ontvoering en verkrachting. Ik ben niet ondergedoken tussen ananasschijven in eigen sap en blikjes geelvistonijn in olijfolie omdat boven mijn hoofd de hel van Burkina Faso losbarstte. Ik zit in Bevegem, een wijk van Zottegem, dàt Bevegem met zijn scholen en zijn ziekenhuizen, zijn woonzorgcentra, zijn Chicagohoogbouw, zijn lapjes verkavelingen en verkavelingetjes, zijn kap van unieke, eeuwenoude bomen en zijn drooglegging van vijvers voor het spelletje “Ik koop een klinker, Walter”

Je zit goed, dàt Bevegem…

En precies in dàt Bevegem weerklonk in de namiddag, enkele weken geleden een helse knal. Ik waagde het niet direct te kijken waar mijn voordeur heen was want ik wist het zeker : die was weggeblazen, die moest ergens anders hangen, eerst vliegend, daarna tegen de ingang van het college gesmakt. Mijn hersenen schakelden over naar een hoogste versnelling want ik zocht al meteen naar een noodoplossing. Hang ik er voorlopig een gordijn of een bedsprei, een in wijnkleurig fluweel met gouden kwasten aan de vier hoeken, een bommasprei ?

Maar de voordeur was er nog. Ik keek de straat in om die twee verhakkelde wagens te zien die aan het kruispunt mekaar geen cm. voorrang hadden gegund. Was er dan ook geen hoopje verwrongen metaal van wat restte van de bomauto waaronder het springtuig hing ? Er was echter niets, tot een nieuw hels lawaai van splijtend metaal, van een scheurende staalplaat de buurt moest overtuigen dat het menens was. Dat kon geen ordinaire  auto meer zijn zoals daarstraks, Hezbollah en Hamas hadden een autobus, een tweedekker opgeblazen in de straat, waar onschuldige burgers woonden en zelfs niet eens de frontpagina zouden halen in de kranten.

 Miss, de kat, was in opperste paniek. Haar achterbuurt, ik noem dat gewoon “staart” deed denken aan de harige microfoon van klankman Pascal Braeckman en haar ogen stonden heel wijd open, uienringen maar zonder geur, en ze bekeek me zo hulpeloos. Ik opende gauw de tuindeur zodat ze dekking kon zoeken onder de struiken. Was ik blij dat ik bij de keuze van een huisdier een kat in huis had gehaald en niet voor een paard had gekozen zoals mijn familie me met argumenten ooit wilde overhalen. Ik had Miss een tijdlang in mijn armen gehouden, geknuffeld, bepraat vooral niet bang te zijn maar waar begin je begot bij een paard.  Om nog maar te zwijgen over mijn kleine struiken…

Ook de volgende namiddag vulde onze straat zich met kruitdampen en zocht Miss dekking onder een lage kast, helemaal platgedrukt, de poten gespreid als had ze wat al te lang op kerstavond voor de oven gezeten waarin de gevulde kalkoen kleur begon te bekennen met de billen ver uiteen. Bij dit namiddagoffensief was het target van de terroristen niet meer het chassis van wagens, wel de gevels, de vensterbanken, kortom al wat van steen was en een kletterend geluid kon voortbrengen.

We keken er op de duur niet naar uit, we aanvaardden het niet maar het hoorde er bij. Het hoorde bij een schoolbuurt, het hoorde bij jeugd met een hoop zakgeld, het hoorde bij jongeren die met vuurwerkterreur de verveling wegknalden.

Toen werd het stil.

Geen Boko Haram, geen Hezbollah, geen Hamas of Jihad. En evenmin Het Lichtend Pad : die hadden de lichten op hun pad gedoofd nadat ze hun energiefactuur hadden bekeken.

Nu, enkele weken later, weerklinkt na schooltijd nog eens een knal, weerklinken enkele knallen, soms knalletjes : een terrorist die nog in opleiding is maar binnenkort zijn diploma haalt. Tegen die tijd is de nieuwe oogst van erwtjes en worteltjes ingeblikt en zijn ze in China bijna klaar met het geel verven van de gevangen tonijn.