Anny Bert: Toen Hamburg nog op ons wachtte

Daar gingen we dan, richting Hamburg. Je weet toch nog ? Nee ? Wij wel.

We ruilden het ene hotel voor het andere met ertussen een dagvullend programma, lopend en slenterend, drijfnat of reeds opdrogend, zittend in de bus en kijkend van links naar rechts en vlug nog eens van rechts naar links. Dat was op aangeven van Obersturmbannführerin, de gids, met als afsluiter een kennismakingsronde door Sankt Pauli en de Reeperbahn, uiteraard iedereen veilig achter glas, wij achter glas van Van Hool, zij achter glas van hun vitrines.

Even dachten wij, daar vooraan in de bus, de entourage van een bezadigde penningmeester en een integere barmoeder, last te zullen krijgen van de achterhoede, de entourage van de voorzitter, omdat die een prikkelstop wilden inlassen maar het bleef op beide fronten ijzingwekkend rustig. Dachten de mannen aan hun pijnlijke gewrichten en de mizerie waarmee ze nu al een laddertje beklommen, laat staan een Oost-Europese matroesjka met een decolleté om tot in het Baikalmeer te turen en daar kan het behoorlijk koud zijn.

Of zouden ze het toch maar houden achter hun computer en Tik Tok Porn Site.

We stevenden af op de luchthaven want daar ergens lag ons hotel. Enkelen vonden nog vlug de tijd voor een intermezzo in de houtzagerij, met de kettingzaag in hoogste versnelling. Maar wat doe je op een bus met al dat stoofhout ?

Een vliegtuig scheerde over en we wisten dat we er waren. Hotel Radisson Blu zou vlug kennismaken met Hezof en met de finefleur van de Vlaamse belastingen. Bob, onze chauffeur want als je op reis gaat, is alles van jou : onze chauffeur, onze gids, ons hotel, onze bus, alleen de belastingen weten plots niet hoé ze zoveel rijkdom moeten taxeren, Bob legde zich dus al in een eerste bocht met zijn bus en wreef de tweede uit met een gedrevenheid van een Hamilton en een Verstappen, vergetend dat hij 40 onschuldige bloedjes achter zich zitten had.Ze waren wel allemaal stevig vastgesnoerd met een prototype van de kuisheidsgordel van Maurice, geestelijke vader van de bus, maar voor een partijtje tiajatiaja waren ze minder te vinden.

Bob had het circuit van Monza verlaten, we zagen nog eventjes in het blauw Radisson oplichten en weg waren, terug naar ons punt van vertrek. We passeerden weer langs de vertrekhal van de luchthaven. De taxi’s stonden er nog steeds en Bob reed nog steeds, op zoek naar het bewuste gat dat ons hotelwaarts zou voeren. Enkele ratten in het vak van de edele rijkunst zowel van het parterre als van het balkon meenden Bob met raadgevingen en aanwijzingen en veto’s te moeten helpen in de zoektocht naar het gat en dat gat bleek ons pas veel later gunstig te zijn. Een taxichauffeur zei iets tegen een collega. Dat was voorzeker : Die autocars Diederik moeten nog een groot bedrijf zijn. Ik sta hier nog maar pas en er zijn al 3 bussen kort na elkaar gepasseerd.

Voor Bob was het genoeg geweest. Hij liet ons als weesjes achter in zijn bus, zelfs zonder “en van alles blijven hé”. Hij stevende af op een veelkleurige man naast zijn taxi. Het was de verkeerde man. Aan de korte armbewegingen zagen we meteen dat hij Mekka aanwees, niet het gat naar ons hotel. Daarop belde Bob naar Radisson maar al wat het meisje aan de balie zei was : Bleiben Sie probieren ! Wat Bob ook deed. En wij met hem.

Thuis stond onze voorzitter normaal op om 7h30, nu met KLM om 5h05, zijn vrouw om 5h58 met Aeroflot.