Oost-Vlaanderen. De deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen heeft het beleidsplan ‘Maak ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ naar de prullenmand verwezen. Tijdens haar vergadering van 20 juli boog de deputatie zich over de vele reacties die de voorbije weken werden gegeven op het ruimtelijke beleidsplan. Heel wat burgemeesters vreesden een invasie van wolkenkrabbers en het verdwijnen van hele dorpskernen. ‘Gezien het gebrek aan gedragenheid van dit plan, rest enkel nog de intrekking’, besloot de deputatie.
Onder druk van zowat alle burgemeesters heeft de Provincie Oost-Vlaanderen het beleidsplan – ‘Maak ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ – ingetrokken. Dit plan moest in 2024 het provinciaal Ruimtelijk Structuurplan vervangen. De burgemeesters van Maarkedal, Brakel en Ronse hadden reeds hun bezorgdheid geuit. Ze maakten zich ernstige zorgen ‘over de rechtszekerheid van hun bevolking en de invasie van wolkenkrabbers op hun grondgebied.’ In dat plan moesten in de Vlaamse Ardennen alleen al 15.000 woningen plaats ruimen voor natuur.
‘Naast een aantal materiële fouten in het plan, worden er vooral veel vragen gesteld bij het detailniveau, de haalbaarheid en de financiële consequenties. Daarenboven stellen we vooral vast dat gemeenten zich in hun autonomie geraakt voelen. En dat willen we voor alle duidelijkheid niet: we willen net in een partnerschap met onze gemeentebesturen kunnen werken. Zonder draagvlak bij de gemeentebesturen is er van dat partnerschap geen sprake. Om de vertrouwensband tussen provincie en gemeentebesturen te herstellen, is het dan ook noodzakelijk dit beleidsplan in te trekken’, geeft gedeputeerde An Vervliet, bevoegd voor Ruimtelijke Planning, nog mee.
Liever een goed en gedragen beleidsplan, dan een ‘snel’ beleidsplan, zo werd een tijd terug reeds geopperd. Ook dat wordt er harte genomen: er zal deze bestuursperiode dus geen nieuw beleidsplan komen.
‘Ik denk dat iedereen wel onderschrijft dat er wel degelijk een visie nodig is over hoe wij in de toekomst willen omgaan met de ruimte in Oost-Vlaanderen. De verschillende reacties uit het openbaar onderzoek zullen alvast een goede basis vormen om aan de slag te gaan rond die visie’, besluit eerste gedeputeerde Kurt Moens.
Julien Borremans