Geraardsbergen. Volgens de kansarmoede-index van Kind en Gezin was in 2021 20,49% van de inwoners van Geraardsbergen kansarm. In het centrum loopt de kinderarmoede-index op tot maar liefst 39,8%. Daarmee doet de Oudenbergstad het opmerkelijk slechter dan Aalst, Denderleeuw, Ninove en zelfs Ronse. Volgens David Larmuseau (CD&V), schepen van Sociale Zaken en Armoedebestrijding, moeten de cijfers genuanceerd worden en wordt er een batterij aan acties ontwikkeld om de kans- en kinderarmoede terug te dringen. Op de vraag waarom de kans- en kinderarmoede in Geraardsbergen zoveel hoger ligt dan in de omringende steden kregen we geen antwoord.
Het agentschap Opgroeien omschrijft Kansarmoede ‘als een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om deel te nemen aan onderwijs, arbeid, huisvesting…’. Om kansarmoede in beeld te brengen wordt rekening gehouden met zes criteria: het inkomen, de arbeidssituatie van de ouder(s), de opleiding van de ouder(s), de huisvesting, het ontwikkelings- en stimulatieniveau van de kinderen en de gezondheid. ‘Wanneer een gezin minstens op 3 van de 6 criteria zwak scoort, wordt het als kansarm beschouwd’, laat David Larmuseau.
De cijfers spreken boekdelen
De kansarmoede in Geraardsbergen scheert hoge toppen. Volgens de kansarmoede-index van Kind en gezin was in 2021 20,49% van de inwoners van de Oudenbergstad kansarm. In vergelijking met de omliggende steden ligt dit cijfer heel hoog (zie grafiek). Zelfs steden zoals Aalst, Denderleeuw, Ronse en Ninove hebben minder met kansarmoede af te rekenen. In Oost-Vlaanderen moet Geraardsbergen enkel Zelzate laten voorgaan, waar de kansarmoede 21,48% bedraagt.
Als we naar de kinderarmoede-index kijken dan leeft 19,2% van de kinderen in armoede. In het centrum van Geraardsbergen loopt dit cijfer op tot maar liefst 39,8%. Door een doorgedreven beleid ligt dit cijfer al een stuk lager. Een paar jaar geleden lag de kinderarmoede in het centrum op 47%, één van de hoogste waarden van Vlaanderen. Het gemiddelde in het Vlaams Gewest bedraagt 12,7%.
De samenstelling van kinderen die geboren worden in een kansarm gezin is multicultureel. Volgens de lokale integratiescan het Agentschap Binnenlands Bestuur is volgens de herkomst van de moeder 42,5% van de kinderen die in armoede leven, Belg. 49,5% komt uit een land buiten de Europese unie. Het aandeel personen met leefloon per herkomst ligt vele malen hoger bij mensen die van buiten de Europese Unie komen. Het verschil tussen werkzaamheidsgraad van personen van Belgische herkomst en personen van niet-EU-herkomst – de zogenoemde herkomstkloof – bedraagt 19,2%. Ontluisterende cijfers.
Kanttekeningen
Schepen Larmuseau plaatst wel enkele kanttekeningen bij de cijfers. De scoring van de kansarmoedecijfers gebeuren bij de geboorte. ‘Inspanningen of acties die nadien rond het gezin opgezet worden, vertalen zich niet onmiddellijk in een daling van de cijfers. Als het gezin pas na de scoring ondersteund wordt door één van onze diensten, wijzigt de score niet meer’, licht David Larmuseau toe. ‘Werken aan structurele factoren zal pas na geruime tijd effect hebben. Als één van beide ouders geen diploma hoger onderwijs of zevende jaar beroeps heeft gehaald, scoort het gezin onvoldoende.’ Ook een tewerkstelling door artikel 60, interim of in maatwerkbedrijven tellen niet mee om voldoende op de criteria te scoren.
Larmuseau wijst er ook op dat er al verschillende acties zijn ondernomen, waardoor de cijfers stagneren of licht dalen. Daarenboven was er ook de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne waardoor het leven een stuk duurder is geworden. Maar er is wel degelijk vooruitgang geboekt, aldus de schepen, al kan je dat niet onmiddellijk uit de cijfers afleiden. De meeste gezinnen scoren nog altijd niet zo goed, maar dan wel op minder criteria dan vroeger. Ook is het profiel van de allochtone instromers in Geraardsbergen anders dan in de omliggende steden. ‘In de andere steden zijn er eerder Afrikaanse instromers die werken in Brussel en daardoor minder kwetsbaar zijn.’
Cascade aan acties
Er wordt wel degelijk ingezet om de kansarmoede in de stad terug te dringen. Verschillende diensten – waaronder wijkcentrum De Poort, sociale dienst, Huis van het Kind, jeugddienst, dienst samenleving/wonen… – ontwikkelen heel wat acties waarbij er ingezet wordt op alle gezinnen met kinderen.
Er wordt extra ingezet op activering vanuit de sociale dienst. Er worden tal van acties op poten gezet om de drempel tot de kwaliteitszorg te verlagen. Er wordt fel ingezet op betaalbare hoogwaardige dienstverlening en kinderopvang. De toegang voor kinderen en gezinnen tot een veilige en geschikte woning wordt gefaciliteerd door een comformiteitsattest, woonbegeleiding en woonbemiddeling door sociale dienst en De Poort, renovatiepremies en begeleiding om premies aan te vragen. Er is ook een noodkoopfonds.
Een schoolkostenfonds, leersteun, een taalcoach, een schoolopbouwwerker, een brugfiguur… moeten kinderen in kansarmoede ondersteunen in het onderwijs. Ook zijn er tal van acties en activiteiten die vrije tijd van kansarme kinderen en jongeren op een zinvolle manier moeten invullen. Ook wordt er fel op hygiëne en voeding ingezet.
Conclusie
De cijfers spreken natuurlijk voor zich, maar ze moeten volgens schepen David Larmuseau ‘geanalyseerd en genuanceerd’ worden. Het is duidelijk dat de vele acties om de kans- en kinderarmoede terug te dringen zeker zinvol zijn, maar de problematiek is veel hardnekkiger dan velen denken. Op de vraag waarom de kans- en kinderarmoede in Geraardsbergen zoveel hoger ligt dan in de omringende steden kregen we geen antwoord.
Julien Borremans