‘Het verhaal van veldwachter Engelbert uit Vlekkem die vermoord werd in Zonnegem’

Dit jaar 140 jaar geleden

Op 2 februari 2023 was het precies 140 jaar geleden dat de toenmalige veldwachter Engelbert Van Den Bossche uit Vlekkem op de scheiding van Zonnegem met Vlekkem op vreselijke manier werd vermoord door twee gewapende stropers. Honderdveertig jaar later willen wij even stilstaan bij deze gebeurtenis. Dankzij de Heemkunde Houtem kregen we het relaas over het leven van Engelbert en de moord die toen op hem werd gepleegd. Een triest verhaal maar de moeite waard om te lezen!

Uit het leven van Engelbert Van Den Bossche.

Engelbert Van den Bossche werd geboren op 12 januari 1826 in het ouderlijk huis in de Paardestraat te Vlekkem als vierde kind in het gezin van Jan-Baptiste Van den Bossche en Maria-Berlindis Brihet.
Hij had drie zussen en één broer: Amélie (°1814), Maria-Theresia (°1820), Dominicus (°1823) en Barbara Van den Bossche (°1829). Vader Jan-Baptist was landbouwer en klompenmaker. Hij bewoonde een hoeve, waar voor hem ook zijn vader Judocus had gewoond. In 1845 lootte Engelbert Van den Bossche voor de militaire dienst. Hij trok lotnummer 8, “hetwelk hem niet tot de dienst heeft verplicht”. Op 4 mei 1848 werd hij, als 22-jarige, door de gemeenteraad van Vlekkem tot tijdelijke veldwachter benoemd, in opvolging van de overleden veldwachter Muylaert. Zijn jaarwedde bedroeg 200 frank. Het heeft tot 26 mei 1871 geduurd eer de gemeenteraad van Vlekkem, na herhaaldelijke aanmaningen vanwege de provinciegouverneur, besloot Engelbert vast te benoemen. De reden voor dit talmen dient ongetwijfeld gezocht te worden in de onveranderlijk armlastige toestand van de gemeentekas.Vlekkem telde amper 240 zielen, en de wedde plus de uitrustingskosten voor de veldwachter vertegenwoordigen meer dan een tiende van de totale begroting.

Op 10 november 1852 huwde Engelbert met de meer dan 10 jaar oudere Christina De Landtsheer. Christina werd geboren in Vlierzele op 21 november 1816, als dochter van Franciscus en Leonora Hoffelinck. Toen ze met Engelbert trouwde, was ze weduwe van Charles De Jaeger (†1844), van wie ze twee op jonge leeftijd overleden kinderen had gehad: Stephanie-Julia (°1842 – †1851) en Laurentius De Jaeger (°1844 – †1848). Haar tweede huwelijk bezorgde Christina niet enkel rozengeur en maneschijn: haar moeder- weduwe Leonore en haar ongetrouwde zuster Marie-Jeanne die op het ouderlijk hof te Vlierzele woonden, vonden dat ze beneden haar stand hertrouwde, en er was een notariële akte van eerbied nodig om het huwelijk tussen Engelbert en Christina te kunnen afsluiten. In die akte werd de bruidegom beschreven als de “eervole” Engelbertus Van den Bossche. Christina was wegens haar tweede huwelijk door haar moeder onterfd, en haar zuster Marie-Jeanne zou tot op haar sterfbed gewacht hebben om de kinderen van Engelbert en Christina als erfgenamen te aanvaarden. Engelbert en Christina kregen samen 4 kinderen: Jan-Baptist (°1853), Karel August (°1855), Désiré (°1857) en Theodoor Van den Bossche (°1859).

Het gezin betrok de ouderlijke woning in de Paardestraat te Vlekkem. Engelberts oudere broer Dominicus vestigde zich te Schellebelle. Na Engelberts overlijden in 1883 bleef zijn zoon Désiré, die zijn vader als veldwachter te Vlekkem was opgevolgd, wonen in het voorvaderlijk huis in de Paardestraat te Vlekkem. De oudste zoon Jan-Baptiste had zich toen reeds gevestigd in Ottergem en Karel August was verhuisd naar Oordegem, maar keerde later terug naar Vlekkem. Theodoor trouwde in bij zijn schoonouders Schauvlieger te Bambrugge. De familie overlevering vertelt dat Theodoor (alias Isidoor) ieder jaar per fiets naar de jaarmarkt van Schellebelle reed, op bezoek bij de familie van wijlen zijn oom Dominique.

Vlekkem had met veldwachter Engelbert Van den Bossche een goede keuze gemaakt: in de halfjaarlijkse verslagen die de arrondissementscommissaris moest opstellen voor de provinciegouverneur, kreeg veldwachter Engelbert steevast een zeer goede beoordeling: “Il est d’une bonne conduite et remplit bien ses devoirs”. Dat deze beoordeling niet louter een formaliteit was, moge blijken uit de strenge beoordeling die sommige van Engelberts collega’s kregen: lui, onbekwaam, dronkaard, heeft alleen interesse voor zijn persoonlijke zaken, is niet bereid tot medewerking met de gendarmerie enz. Op 6 mei 1857 trad Engelbert Van den Bossche, “veldwachter van en wonende te Vleckem”, samen met gemeentesecretaris Franciscus De Rijck, op als instrumentele getuige bij de aanbesteding voor de bouw van de nieuwe parochiekerk. De bouwsom bedroeg 22 899 franken.

Op 30 januari 1866 sloot de pastoor van Vlekkem Joannes Van Assche de rekeningen af voor het meubilair van de nieuwe kerk. Veldwachter Engelbert Van den Bossche staat op de lijst van weldoeners vermeld voor een bedrag van 5 frank. Rond 1865 was er in het korps van veldwachters van Oost-Vlaanderen een algemene protestbeweging ontstaan wegens het uitblijven van een weddeaanpassing. Het was de periode waarin het stakingsrecht van de arbeiders erkenning kreeg. Op 8 februari 1866 tekende Engelbert Van den Bossche samen met al zijn collega’s van de brigade Burst een petitielijst, waarop ieder zijn wedde noteerde: de gemeente Vlekkem betaalde nog steeds 200 franken per jaar, wat maar mager afstak tegen de jaarlijkse vergoeding van 400 franken die zijn collega’s van Erpe en Vlierzele opstreken. De petitie is aan de provinciegouverneur bezorgd, die prompt in een omzendbrief de gemeenten opdracht gaf om de weddeschalen te herzien.

Op 8 mei 1866 besliste de gemeenteraad van Vlekkem dan “in de toekomende Gemeentebegroting, indien het nodig geacht wordt, een verhoging van jaarwedde voor de veldwachter te brengen”. Engelbert moet met deze belofte genoegen genomen hebben, want aan een nieuwe protestbriefactie in 1868 heeft hij, voor zover we konden natrekken, niet deelgenomen. Op de petitielijst van 8 februari 1866 staan de handtekeningen van alle veldwachters van de brigade Burst. Die van Engelbert springt onmiddellijk in het oog: enkel zijn handtekening weerspiegelt de mooie kalligrafie van de officiële akten uit die periode.

Op 26 mei 1871 besliste de gemeenteraad uiteindelijk om over te gaan tot een vaste benoeming. “Overwegend dat genoemde Van den Bossche sedert alsdan (4 mei 1848) de functie van veldwachter in onze gemeente met zorg heeft uitgeoefend”.Hetzelfde raadsbesluit vermeldt nog dat Engelbert verscheidene malen door de gouverneur belast is geweest met de bediening van veldwachter in andere gemeenten.

Op 23 juli 1875 is Engelberts echtgenote Christina De Landtsheer overleden, en bleef hij achter als weduwnaar met vier inwonende zonen, waarvan de oudste toen 22 jaar was en de jongste 16. In 1879 brak voor Engelbert een woelige periode aan op professioneel vlak: in 1878 was de antiklerikale regering van Hubert Frère Orban en Piet Van Humbeek aan de macht gekomen. Hun schoolwet van 1879 (de “ongelukswet“) schrapte het godsdienstonderricht uit het verplichte leerplan van de lagere scholen, wat toen aanleiding gaf tot een regelrechte schoolstrijd. De katholieken richtten als tegenzet overal vrije scholen op die ze met eigen middelen moesten financieren. De geestelijke overheid oefende zware druk uit op de ouders om hun kinderen weg te houden van de staatsscholen. In 1880 kwam het zowaar tot een diplomatieke breuk met Rome. Ook in Vlekkem kwam er een gemeenteschool, maar naar verluidt had die school geen leerlingen omdat alle kinderen naar de vrije school van pastoor Van Assche gingen.

De spanningen tussen de plaatselijke, overwegend katholieke bevolking en de wet moeten bij wijlen zeer hoog opgelopen zijn; op zeker ogenblik zou de Vlekkemse onderwijzer van de gemeenteschool zelfs weggejaagd zijn uit het dorp. Onder de gegeven omstandigheden moet het voor Engelbert niet gemakkelijk geweest zijn om zijn baan als veldwachter uit te oefenen. Net zoals de burgemeester zat hij gekneld tussen zijn katholieke overtuiging en zijn opdracht om de wet te doen naleven. Het dilemma waarvoor ze zich geplaatst zagen kan het best beschreven worden aan de hand van een anekdote uit de periode 1880-’83, opgetekend in de “Liber Memorialis” van de pastoor van Vlekkem: “Burgemeester De Clippele moest verschijnen voor de Commissie van ’t schoolenkwest. Hij had ook een schelmenstreek begaan: in officiële kleding als burgemeester met zijn pastoor de opening van de katholieke school voorgezeten. Op de vraag ‘Wat denkt gij van de wet van 1879?’ antwoordde hij: “Als christen veracht ik ze, als burgemeester eerbiedig ik ze.”

Als stipte handhaver van de wet en de orde zal het ook voor Engelbert vermoedelijk delicaat schipperen geweest zijn tussen kerk en wet, en hij zal daarbij wellicht niet moeten rekenen hebben op veel begrip van zijn dorpsgenoten. De mislukte schoolwet veroorzaakte in 1884 een klinkende verkiezingsnederlaag voor de anti klerikale partij, en de godsdienstige kwesties verdwenen van het voorplan. Die periode heeft Engelbert echter niet meer meegemaakt. Op de ochtend van 2 februari 1883 is hij op zoek gegaan naar twee wildstropers en is tijdens die tocht door één van hen tijdens een handgemeen doodgeslagen met de loop van een geweer.

Engelbert liet vier zonen achter, waarvan de oudste twee reeds getrouwd waren en de jongste twee nog op de hoeve woonden.Engelberts doodsprentje vermeldt dat “De Uitvaart zal gecelebreerd worden de 4 april 1883, om 9 1/2 uren, in de Kerk van Vlekkem”. Het tijdsverschil van twee maanden tussen het overlijden en de uitvaartdienst verwijst naar een gebruik waarbij de eigenlijke begrafenis in beperkte kring plaatsvond en de verwanten en kennissen nadien uitgenodigd werden voor een plechtige kerkelijke uitvaartdienst, gevolgd door een groot uitvaart maal “met gekookt eten”.

Ook het doodsprentje van Engelberts echtgenote Christina, overleden op 23 juli 1875, vermeldt in diezelfde zin dat “De plechtige uitvaart zal geschieden in de Kerk van Vleckem, 28 september 1875, om 9 uur”. Enkel een kleine minderheid van doodsprentjes uit die tijd maakt gewag van een dergelijke uitgestelde uitvaart, waaruit we misschien mogen afleiden dat dit gebruik eerder lokaal en slechts in bepaalde families in ere gehouden werd.

De moord op Engelbert Van den Bossche

 Deze tekst is bijna letterlijk overgenomen van de door Jan Boelaert gepubliceerde bijdrage tot de familiegeschiedenis van de stam Van den Bossche-Schauvlieger, ter gelegenheid van het familiefeest te Bambrugge op 1 april 2001. Omdat de daders en veel van de getuigen die achteraf werden gehoord inwoners van Bambrugge waren, heeft de moord op Engelbert van den Bossche er grote opschuddingveroorzaakt. De wederzijds volgehouden beschuldigingen van de twee daders en hun aanhang, alsook de passioneel gekleurde verhalen van mensen die het meestal ook maar wisten “van horen zeggen”, veroorzaakten in dit dorp rancunes die lang zijn blijven doorwerken.

Net als Jan, wensen ook wij met klem te benadrukken dat het geenszins in onze bedoeling ligt om 125 jaar na de feiten oude rekeningen te vereffenen, nabestaanden van betrokken families te bezwaren of om het  gevelde vonnis in twijfel te trekken, noch om het gebeurde te banaliseren of te minimaliseren. Het volgende relaas steunt op de verslagen over het assisenproces dat in 1884 over de moord werd gevoerd, die in de archieven sinds 1998 consulteerbaar zijn en heeft enkel tot doel een waarheidsgetrouw verslag uit te brengen over de gebeurtenissen zelf en over de betrokkenen.

De dag van de moord, vrijdag 2 februari 1883, was een normale winterse dag. Volgens het KMI te Ukkel was het weer vrij zacht en droog, met een maximumtemperatuur van 10°C en een minimum van 3°C. Het regende niet en er stond een matige wind van 2 tot 3 Beaufort uit zuidelijke richting.  Champetter Engelbert Van den Bossche was rond 10u op zoek gegaan naar twee gewapende stropers, die hem even voordien gesignaleerd waren door de Ottergemse jachtwachter Domien Roels. Engelbert onderschepte het tweetal op de weg van Vlekkem naar Zonnegem, en in het handgemeen dat daarop volgde werd hij doodgeslagen. Zijn lijk werd rond 11u30 ontdekt door August De Jaegher, landbouwer te Vlekkem.

Overlijdensakte nummer 1 van de gemeente Vlekkem, gedateerd 2 februari 1883 luidt als volgt:

“In het jaar achttienhonderd drij en tachtig, uit het register van overlijden der gemeente Zonnegem, provincie Oost-Vlaanderen, is het volgende getrokken. In het jaar achttienhonderd drij en tachtig den derden Februari om zeven ure voormiddag voor ons Charles De Clercq, burgemeester, ambtenaar des burgerstands van Zonnegem, rechterlijk arrondissement Audenaarde, provincie Oost-Vlaanderen, zijn verschenen Constantinus De Jager, oud dertig jaren, landbouwer wonende te Zonnegem en August De Jager, oud negenentwintig jaren, landbouwer wonende te Vleckem, beiden goede kennissen des overledene, welke ons hebben verklaard dat zij gisteren tweeden Februari om elf en een half ure des voormiddags op de plaats genaamd De Vaag in deze gemeente -(heden Heibosveldstraat)- op den openbare weg hebben gevonden dood het lichaam van Engelbertus Van den Bossche, oud zeven en vijftig jaren, veldwachter geboren en wonende te Vleckem, zoon van beide overledene Joannes Baptista Van den Bossche en Berlindis Brihet, weduwnaar van Christina De Landtsheer. En beide comparanten deze akte na voorlezing met ons getekend. Voor gelijkvormig afschrift …”

De krant “De Werkman” geeft in haar editie van 9 februari 1883 volgend relaas van de feiten onder de rubriek “rampen, Misdaden en Ongelukken”:

 DEN CHAMPETTER VAN VLECKEM VERMOORD

“Vleckem is een dorp van 250 zielen, gelegen tusschen Vlierzele, Sonnegem, Erondegem en nabij Ottergem; een stille en treffelijke gemeente, die in opschudding is gebracht door een wreede moord. Vrijdag van d’andere week, de champetter van Vleckem, Van den Bossche genaamd, op zijn ronde zijnde, in de voornoen, is doodgeslagen en vermoord op ’t grondgebied van Sonnegem, door twee laveiers van Bambrugge, welke hij op heeterdaad van wildstroperij had bevonden. De vermoedelijke plichtigen zijn gevlucht; ’t Parket van Audenaarde heeft hun signalement gezonden naar al d’omliggende postbureelen; men denkt dat ze reeds in Frankrijk zitten; doch daar zijn zij ook niet vrij; en hoe wreed van zijn Vaderland te moeten loochenen en overal opgespeurd te worden, terwijl de familie in doodsangst verkeert!”

Aangezien de archieven over het moordproces toen nog niet openbaar waren, kon de gerechtelijke afhandeling nog niet worden beschreven. In juni 1883 gaf één van de opgespoorde mannen zich aan bij het gerecht, in november werd de tweede aangehouden in Clermont in Frankrijk. Op 13 maart verschijnen de beschuldigden te Gent voor het hof van assisen.

Het proces voor het Hof van Assisen te Gent

De gegevens over het onderzoek en het proces vond Jan Boelaert in het Rijksarchief te Beveren: Inventarissen 26 Hof van Assisen van Oost-Vlaanderen en rechtsvoorgangers, Brussel 1998.

Daarin vindt men op film 9 de index op de processen en de procesbundel met archiefnummer 661 7242.

De verdachten zijn: De Coninck Gustaaf, zoon van Donaat en Beatrix Vercauter, 25 jaar oud, werkman, geboren te Bambrugge en er wonende, en Renneboog Donaat, zoon van Petrus en Amelia Hoebeke, 30 jaar oud, werkman, geboren te Woubrechtegem en wonende te Bambrugge. De beschuldiging luidt: te Zonnegem, den tweeden februari met voorbedachten rade eene moord begaan te hebben, op de persoon van Engelbert Van den Bossche, veldwachter te Vlekkem. Het arrest van verzending vond plaats op 26 januari 1884, het arrest van het hof van Assisen volgde op 13 maart 1884, en de beschuldigden werden veroordeeld tot eeuwigdurende dwangarbeid.

Er werd een voorziening in verbreking opgesteld op 15 maart 1884, deze werd verworpen op 15 mei 1884. Na de verwerping van de voorziening in verbreking werd door Beatrix Van Cauter, weduwe van Donaat De Coninck en moeder van Gustaaf De Coninck, een genadeverzoek ingediend dat eveneens werd afgewezen. Gustaaf De Coninck is in gevangenschap overleden in 1890. In 1904 werd voor Donaat Renneboog een verzoek tot herziening ingediend, dat werd afgewezen.

Reconstructie van de gebeurtenissen op 2 februari 1883

Op basis van de gegevens die hij vond in de bundel 661 17242 van het proces voor het Hof van Assisen te Gent, stelde Jan Boelaert de chronologie der gebeurtenissen op Lichtmis 1883 weer samen:

09u45:

Domien Roels, jachtwachter te Ottergem, hoort een schot op de kouter van Vlekkem en ziet in de verte twee stropers die na het schot hun geweer demonteren.

Hij besluit ze te achtervolgen. Op zijn weg komt hij langs de Paardestraat te Vlekkem voorbij de hoeve van veldwachter Engelbert Van den Bossche en vertelt hem en zijn twee zonen wat er is gebeurd. Hij vraagt niet nadrukkelijk om hem te helpen.

10u00:

Isidoor (=Theodoor) Van den Bossche, zoon van de veldwachter, ziet zijn vader het veld intrekken, terwijl jachtwachter Roels langs de straat naar de molen van Vlekkem gaat.

10u30:

Charles Redant ziet veldwachter Van den Bossche verdekt opgesteld staan bij de molen. Hij heeft ook gezien dat jachtwachter Roels rond diezelfde tijd in de herberg bij de molen zat.

10u30:

Josse Hendrickx, jachtwachter te Bambrugge, ziet de twee stropers door de kouter stappen in de richting van “de Vaagt” in Zonnegem. Waarschijnlijk heeft veldwachter Van den Bossche ze op datzelfde moment ook opgemerkt en is hij daarop richting Zonnegem gestapt om ze de pas af te snijden.

11u00:

Veldwachter Van den Bossche houdt de twee stropers tegen op de grens van Zonnegem en Vlekkem. Hij beschuldigt hen ervan door het veld te zijn gelopen en geschoten te hebben en hij eist hun wapen. Zij ontkennen er één te hebben, waarop de veldwachter hen wil aftasten. Zij weigeren dit, en veldwachter Van den Bossche grijpt Gustaaf De Coninck vast. Daarop haalt Donaat Renneboog de loop van het geweer uit zijn zak en slaat de veldwachter hard op zijn rechterslaap. Engelbert stort neer en is wellicht quasi onmiddellijk aan de opgelopen verwondingen overleden.

11u15:

De twee daders keren terug naar Bambrugge, waar ze elk hun weg gaan: Gustaaf De Coninck gaat naar zijn vriend Petrus Verbraekel, die net als de twee daders seizoenarbeider is, Donaat Renneboog gaat naar het huis van zijn ouders.

11u30:

Landbouwer August De Jaegher van Vlekkem vindt het lijk van veldwachter Van den Bossche. Hij verwittigt Charles Declercq, jachtwachter te Zonnegem, die de gendarmerie van Herzele op de hoogte brengt.

12u00:

Gustaaf De Coninck komt aan bij Petrus Verbraekel, aan wie hij het gebeurde vertelt.

12u00:

Donaat Renneboog arriveert thuis bij zijn ouders, eet met hen het middagmaal, en vertrekt naar de herberg van Gust Verbraekel.

13u30:

Marie-Jeanne Rottiers, de vrouw van herbergier Verbraekel, ziet Donaat Renneboog een half uur op straat rondslenteren. Rond 14u roept ze hem binnen. Direct daarna komen ook Gustaaf De Coninck en Petrus Verbraekel binnen in de herberg. Er wordt niet over de moord gesproken. Na enkele minuten vertrekken Gustaaf De Coninck en Donaat Renneboog in de richting van Mere.

14u00:

Zodra de twee daders de herberg hebben verlaten, vertelt Petrus Verbraekel het gebeurde aan de herbergier en aan Josse Hendrickx en Sixtus Verbraekel, beiden jachtwachter te Bambrugge. Deze laatste brengt verslag uit te Zonnegem en vertrekt dan met Petrus Verbraekel naar Aalst, om de daders te doen aanhouden door de gendarmen.

14u30:

De twee daders komen aan in de herberg van Gregorius Verbergmoes te Mere, waar ze vertellen dat ze ten onrechte van de moord op de veldwachter van Vlekkem verdacht worden, omdat ze als stropers bekend staan. Na een tijdje vertrekken ze richting Aalst, vergezeld van twee van hun café-kennissen. Onderweg vertelt Donaat Renneboog zijn persoonlijke visie op de moord aan één van hen.

15u00:

De gendarmerie van Herzele doet, samen met dokter Devos uit Erpe, de eerste vaststellingen ter plaatse en brengt het lijk van Engelbert naar het gemeentehuis van Zonnegem. De getuigenverklaringen van Josse Hendrickx en Sixtus Verbraekel worden genoteerd en de woonsten van Gustaaf De Coninck en Donaat Renneboog in Bambrugge worden onderzocht. Geen van beide worden thuis aangetroffen.

16u15:

Schepen Benoit Rubbens van Zonnegem meldt per telegram de moord aan de procureur des konings van Oudenaarde en geeft de namen van de twee verdachten door. Hij gebruikt hiervoor wellicht de inlichtingen die werden verstrekt door Josse Hendrickx, Sixtus Verbraekel, Domien Roels en de gendarmen.

17u30:

Petrus en Sixtus Verbraekel zijn op weg naar de burgemeester van Mere. Onderweg ontwaren ze de twee daders, die direct op de loop gaan. Later zal worden ontdekt dat de twee de nacht doorbrachten in een herberg in Mere.

De lijkschouwing

De eerste vaststellingen werden gedaan door Germanus Devos uit Erpe, die de dag van de moord door de gendarmerie van Herzele ter plaatse was gevorderd.

Hij verklaarde: “À mon arrivée, le corps encore chaud était sur un plan incliné da la route, la tête couverte de sang, baignant dans une mare de sang. … aan het rechte zijdedeel van het hoofd eene kruisvormige wond en op den grond der wond waren de schedelbenen ingestuikt en los op eene oppervlakte van 3 à 4 centimeter. Uit hetgeen hiervoren staat, besluit ik dat Van den Bossche geslagen is geworden bij middel van een zwaar werktuig met uitstekende deelen en dat de dood oogenblikkelijk moet geweest zijn.”

 De lijkschouwing werd uitgevoerd te Zonnegem op 4 februari 1883 door de wetsdokters Henri De Graeve en Louis Verspieren.

Bij de ontkleding van het lijk van Engelbert werd vastgesteld dat de “neusdoek” van het slachtoffer nog in zijn broekzak zat, dit wijst erop dat de zakdoek die werd gevonden op de plaats van de misdaad wellicht toebehoorde aan één van de daders. De kledij van de aflijvige was licht beschadigd. De lijkschouwing bevestigt dat de hoofdwond de directe doodsoorzaak was. Schrabben (schrammen) op het gelaat en kneuzingen, onder andere aan het linkeroog en de linkerarm, duiden aan dat er een gevecht is geweest alvorens de fatale slag werd toegebracht.

Het stenen gedenkkruis

Kort na de moord op Engelbert besliste de gemeenteraad van Vlekkem een stenen herdenkingskruis op te richten ter nagedachtenis van hun zeer gewaardeerde onfortuinlijke veldwachter. Het kruis werd opgericht op de grens van Vlekkem en Zonnegem, op de plaats waar Engelbert aan zijn einde kwam.

Het opschrift luidt: “Bid voor de ziel van Engelbert Van den Bossche, veldwachter sedert 35 jaren te Vleckem. Hier vermoord in ’t uitoefenen van zynen dienst den 2 Februari 1883.” Het stond er jaren en jaren rustig te getuigen, doch werd later met de regelmaat der seizoenen omvergereden door landbouwmachines en geraakte zo jaar na jaar meer en meer in verval.

Op initiatief van de afstammelingen van Engelberts jongste zoon Theodoor werd in 1996 gestart met een actie om het kruis als piëteitsvol aandenken in ere te houden. Het kruis werd eind 2001 met de nodige toelatingen door enkele bereidwillige familieleden uitgegraven en voor restauratie overgebracht naar de technische school van Herzele. Dankzij de technische medewerking van de gemeente Sint-Lievens-Houtem en de goede wil van de grondeigenaar, werd het gerestaureerde kruis op 13 februari 2002 geplaatst op een beschut plekje tussen drie bomen, een 50-tal meter van de plaats waar het vroeger had gestaan. Op zondag 24 maart 2002 werd het plechtig ingezegend door zijn achterkleinzoon E.H. Paul Van de Winkel, (ondertussen overleden in 2014) in aanwezigheid van afgevaardigden van de gemeenten Sint-Lievens-Houtem en Erpe-Mere, van de parochiale overheid van Vlekkem en van socioculturele verenigingen uit de omgeving en een schare van 150 nakomelingen van Engelbert.

Op 9 november brengen we het relaas over de gruwelijke moord op Francies Van Der Heyden in de Letterbroek te Vlierzele. Precies dan is het 110 jaar geleden dat hij vermoord werd.

Foto boven: de gedenkplaats waar Engelbert in Zonnegem vermoord werd.

Foto’s onder:

De woning in Vlekkem waar Engelbert woonde.

Het doodsprentje van Engelbert.

De gedenkplaats met stenen kruis en de nodige herdenkingstekst dankzij de Heemkunde Houtem.