Hij is geboren op 27 september 1941 in Esen, bij Diksmuide, in de schaduw van de ijzertoren. Die afkomst zal hij zij ganse leven meedragen, de Westvlaanders, het werken op de boerderij. Op 16-jarige leeftijd leerde hij de beenhouwersstiel in Brussel. Werken dus zoals zijn voorouders het hem hebben geleerd.
Maar toch, zoals hij het zag van zijn vader, begint Walter te schilderen. Vader Gaston — boer — Theuninck had enige bekendheid met zijn post-expressionistische schilderijen.
Het coloriet met de papfles binnengekregen dus. Eerst het coloriet en de luchten van Diksmuide. De luchten die je niet kan grijpen vertelt Walter mij.
Verhuist naar Zottegem in 1964 en debuteert met schilderen in 1971. Hij volgt er academie en ontmoet er Germain Mangeleer.
Maar meer dan iemand anders was Rik Slabbinck zijn eigenlijke leermeester. Hij bewondert hem nog steeds.
Toch gaat Walter zijn eigen weg, een beetje eigenzinnig toont hij zijn werken. Geen geschilderde Vlaamse Ardennen, meer een plukken uit stukken natuur en ze op zijn manier omzetten in schilderijen. Het landschap is een aanleiding om te schilderen, een excuus bijna, soms ook meer een kleurvlak dan een landschap.
Coloriet meer dan een zuivere weergave van het landschap. Een landschap dat verdwenen is als je niet goed kijkt. Hij voelt zich goed in dit landschap waar je de luchten kan vastgrijpen ditmaal.
Walter is mijnheer coloriet
De stilte in zijn werken, meestal zonder menselijke verschijningen de laatste jaren, stralen een weemoedigheid uit, een verlangen naar die landschappen, rust en eenvoud.
De eigenzinnigheid schuilt ook in zijn zoektocht, alle dagen weer en onverdroten. Hij ontleedt de onderdelen en stelt zijn landschap voor in geel, rood en een beetje wit, heel abstract soms.
En soms voel je de aanwezigheid van Roger Raveel of meer nog, Raoul De Keyser. Hij gaat om met het landschap zoals Ilse D’Hollander, heel abstract en gereduceerd tot vlakken en lijnen.
Walter Teunink nadert de tachtig maar is nog steeds dagelijks bezig en met passie zoals ik mocht ondervinden. Elke drager is goed om op te schilderen, een houten plank is al voldoende.
En verder woont hij in een huis waar hij moet werken zoals hij dat doet, omringd door zijn werken en zijn lieftallig vrouwtje Cecile. Zijn gehele omgeving vraagt om te schilderen zoals hij bezig is.
Toch wil ik ook nog eventjes verwijzen naar iets wat bijna alleen Walter nog hanteert, namelijk de houtskooltekening. Met dezelfde krachtige lijnen en een zwartheid die me doet denken aan de tekeningen van Käthe Kollwitz.
Als afsluiting vertelt hij mij dat hij volgend jaar opnieuw een tentoonstelling wil organiseren ten huize Teunink.
Walter teunink zal niet de geschiedenis ingaan als de grote vernieuwer van de schilderkunst en heeft zeker nooit die bedoeling gehad.
Maar de passie en de liefde voor de schilderkunst, het coloriet en het licht mag wel als een voorbeeld dienen voor vele anderen.