Juist ! Maar het hangt er ook van af wáár dat gebeurt. En nee, ik bedoel niet op het Stationsplein of in de Zwarte Gracht. En evenmin binnen de veilige vesting van ’t Orchideetje of ’t Parksken of ’t Buffetje of ’t Koffiehuizeke want tegenwoordig eten we als in de crèche of in het rusthuis : met verkleinwoorden, niet met mes en vork.
En toch moet ik regelmatig krabben.
Wist je al dat ik een kat heb, een exemplaar dat me slapeloze nachten bezorgde en de veelbetekenende naam Kreng kreeg ? Ah, je wist dat. Dan heb je ooit nog de belevenissen van een zwerfpoes gelezen in Nuus. Dat zal de hoofdredacteur een waar genoegen zijn en mij trouwens ook. …Ik las hier een minuut stilte in…Maar wat ik nog niet vertelde, is wel dat Kreng niet meer haar roepnaam is, dat ik haar zelfs niet meer roep, zeker niet met een altstem maar wel al met die zachte tremolo’s van een coloratuursopraan : Poe-oes!
Ook klinkt het soms wel eens als “Meisje” naar das Mädchen alhoewel mijn Merkelsympathie ën nu ook niet aan een ex-zwerfpoes mogen verloren gaan. Mijn lokroep herhalen hoeft zelfs niet want ze is nooit veraf, wacht geduldig buiten bij de deur als ik opsta of terugkeer van boodschappen, voor háár dan dikwijls nog wel. Als ze uit het duister ’s morgens naar me toe komt, denk ik toch nog altijd bij het weerzien : je bent nog steeds even lelijk, met je harige modderspatten op die zwarte achtergrond en met die zwarte vlek net onder de linkerneusvleugel, daar waar bij een kindje een gele snottebel zou kleven. Maar dat zeg ik haar niet, zeker niet. Dat heeft de entourage van baby Hermannetje hem ook nooit gezegd en zie nu eens, welke vlotte en vieze pen die Brusselmans kreeg.
Ik heb nu al zulke vorderingen gemaakt in haar socialisering ! Ik geef haar troetelnaampjes en aai haar over de kop, tweemaal kort en driemaal lang maar dan, heeft de ondervinding me geleerd, volstaat het of de isoBetadine moet de rest doen. Het morgenritueel krijgt echter nog een vervolg want ze neemt haar positie in op de hoek van de zetel en we brengen de neusgroet zoals de Maori. Ze moet ooit in Blauw Bloed een reportage hebben gezien van een of ander koningspaar bij een bezoek aan Nieuw-Zeeland. Met de haka wachten we nog : een opvoeding mag niet naar krijgskunde ruiken.
Daarop volgt het moment van de ergernis, mÃjn ergernis dan toch. Ze wandelt naar de muur bij de achterdeur, rekt er zich uit en haalt het behangpapier eraf. Ik zeg nee, maar dan in hoofdletters, NEE dus, om zeker het vertrouwen dat ze eindelijk in mensen stelt, niet om zeep te helpen en dat voor een strook behangpapier. En zoals sommige mannen hun echtgenote op andere gedachten menen te kunnen brengen met een etentje als ze het te lang heeft over die nieuwe keuken, over die sportwagen, over die wereldreis, zo geef ik haar een extra portie kattenbrokjes met zalm en veel saus.
De volgende morgen bewijst ze nog maar eens via mijn neus dat ik het beste ben van wat haar kon overkomen. En daar moet v éél aan voorafgegaan zijn. Dat blijkt uit het gegrom als de postbode reclamefolders en brieven in de bus gaat stoppen. Dat blijkt uit het gegrom en de woeste aanval op mijn voeten als ze die te dichtbij in het vizier krijgt. Dat blijkt uit het gegrom en de scherpe klauwen als ik wat bruusk met de handen beweeg in haar nabijheid.
Weer een volgende morgen staat mijn besluit vast : er moet een krabpaal komen. De krabpaal komt er, de krabpaal komt voor de muur met de flarden, de poes komt voorbij en negeert straal de krabpaal. Moet nog wennen, zeg ik vriendschappelijk tegen de krabpaal. Als het maar geen schandpaal wordt, zeg ik tot mezelf, een erkennning van mijn grote naïeveteit. De krabpaal heeft een ronde bodem netjes overtrokken met jute, wat al een eerste terapeutisch resultaat kan geven op de grijpklare klauwen. In het midden staat een paal, vandaar ook het woord krabpaal en niet krabstaaf of krabstok wat verwarring zou kunnen zaaien met kapstok. Nee, Jeroom, niet op de grond, hang je jasje eens flink aan de krabstok !…De designer heeft geen kans onbenut gelaten om het de poes krabbend naar de zin te maken want rond de paal is touw gebonden en bovenaan vertrekt een zwarte veter waaraan een donzige kwast in pluche, afkomstig van een aflijvige plucheterri ër. Als ik een zwart-bruine zwerfkat was dan week ik geen seconde van de krabpaal. Vanuit haar luie zetel kijkt ze me aan, rustig, voldaan, blij als ze is dat ik eindelijk wat heb gevonden om me te amuseren en haar tenminste niet lastigval. Ik gebruik allerlei aanmoedigingstermen die niet op de verpakking of op de bijsluiter staan. Ik schuur met de nagels over de jute van de bodem, ik haal de nagels op en neer over het touw rond de paal, ik geraak in een voorfase van trance door het slingeren van het draadje met de kwast, ik plooi opnieuw en maak krassen op het vlak met de jute, afgewisseld met een nieuwe demonstratie van “Eerste les krabben voor beginners”. Als mijn nagels nagenoeg totaal afgesleten zijn en ik voor mij nog enkel schommelende pluchen balletjes zie passeren, denk ik dat de poes overtuigd is dat haar verder leven getekend is door puur amusement en dat ze enkel nog haar krabpaal gaat verlaten om brokjes met zalm en met veel saus tot zich te nemen. Mis ! Ze ligt rustig te slapen. Ze droomt en misschien wel van Foucault en zijn slinger en van een plucheterri ër die ze in mootjes hebben gesneden enkel en alleen om er krabpaalballetjes van de maken.
Ik laat ze rustig verderslapen en als ze wakker is, dan herbegin ik mijn initiatie en de dag daarop weer en een weeklang blijf ik krabben tot mijn nagels helemaal afgesleten en daarna…Dan schrijf ik op Hoplr Bevegem waar men gratis een krabpaal kan bekomen, zo goed als nieuw, enkel door de mens al eens gebruikt.