Jij die katholiek bent opgevoed. Jij die nog de schoolretraites hebt meegemaakt. Jij die weet wat zwijgen is, een weeklang. Jij die single bent, lees wel “single” en niet “singlet” want dan mag je gewassen worden op 60 ° en zal je Schiesser heten.
Tegen jou wil ik het hebben.
Je bent single maar je hebt je leven als single al behoorlijk georganiseerd. Op maandag doe je vrijwilligerswerk zonder daarom op de hoogste sport van de brandweerladder te staan spuiten, eenvoudig, menslievend, sociaalvoelend. Op dinsdag ga je naar de wekelijkse markt want nergens hebben ze betere kiwi’s dan precies op dat kraam daar en nergens kan je sterkere kniekousen vinden, om nog maar te zwijgen over de geitenmelk die je zo rustig laat, nee, niet mekkeren, inslapen. Over de koffie met een pannenkoek of een trappist met een ceremoniekraag gaan we het niet eens hebben. We willen zelfs niet vernoemen dat je pas tegen 2, 3u terug bent om je middagdutje te doen, zonder geitenmelk. De woensdagnamiddag worden er steken geteld met vriendinnen, niet die steken die je ooit liet vallen in je leven, wel die 3 rechte en die 2 averechte, zodat gebreide sjaals en bedsokken en bolero’s en kousen de familiebanden aanhalen. Ofwel ben je die andere single die een kaartje gaat leggen of een partijtje carambollen of regelmatig naar Brussel spoort voor je muntcollectie. Elke donderdagnamiddag ga je op bezoek naar het rusthuis bij je vroegere buurvrouw of kies je meer voor een nieuwere, frissere generatie : je kleinkinderen. Op vrijdag komt je poetshulp, je hulp in huis, die je op de hoogte houdt van ongevallen en inbraken, echtscheidingen en ziektes, nieuwe zaken en leegstaande panden, stilaan leegstaander zelfs. Na je “vis op vrijdag” en je si ësta op je terrasje of in je tuin, ga je boodschappen doen met je sleurkar.
En dan komt 13 maart, de tsunami, de vloedgolf, de aardbeving, de windhoos die je hele bestaan onder water zetten, je plannen meesleuren op een moorddadige tocht, schudden aan je toekomst, je houvast optillen en verweg de hoogte injagen.
Je bekijkt je kalender, je druivelaar, en daar staat niet 13 maart, wel apocalyps. Je verwacht elk moment dat ze de deur openen van je woonkamer en daar voor jou staan, de vier ruiters van de apocalyps. Maar ze komen niet. Wat wel uit de hal binnenkomt nadat hij eerst met zijn brede kop de deur openduwde, is Romeo, je jonge kater. Hij ziet hoe je met verbazing naar die kalender staat te kijken en komt zich parmantig naast jou zetten op het vloerkleedje, de brede platte snoet ook gericht op 13 maart. Hebben katten dan toch een supplementair zintuig ?
Je hebt het volste vertrouwen in mensen die het kunnen weten en je kiest voor volume. Maggie De Block en Marc Van Ranst zijn je bakens, stevig vastgelegd in woelige wateren. Je kiest voor de woorden van Maggie, ook al zijn je studiejaren reeds zo ver weg en heeft ze het nog over je kot, ook al klinkt dat zo oneerbiedig en goedkoop voor je woning met designmeubelen en met een panoramisch zicht vanuit je loggia op je aangelegde tuin en je gemillimeterd gazon. Je kiest ook voor de grootvaderlijke jonge vader Marc omdat hij zo rustig kan blijven en je met een zalvende stem toch geen blaasjes wijsmaakt.
Na een slapeloze nacht en morgen besef je het pas goed : dit wordt wennen, dit wordt aanpassen, dit wordt afleren, dit wordt bijleren. Je duikt nog niet direct naar de telefoon om je kinderen en je vrienden aan een nog hogere bloeddruk te helpen. Nee, je houdt het bij je TV en je Romeo. Je gaat met hem in de sofa zitten en je vertelt hem op heel rustige toon, zoals Steven Van Gucht dat doet, dat jullie allebei moeilijke tijden wachten maar dat jullie tweetjes er het beste gaan van maken. Romeo kwispelt driemaal met de staart wat betekent : Mij ga je niet horen klagen ! Hij kruipt overeind, gaat met de korte voorpoten op je knie ën staan en beukt met de kop tegen je kin wat wil zeggen : Wordt er hier nog niet over eten gepraat ?
Je bent van plan heel strikt het kotreglement na te leven en je maakt een lijstje op, het allereerste want er zullen nog veel andere volgen. Je kijkt in alle kasten en je schrijft op wat je in huis moet hebben voor 8 dagen. Je bent altijd diep gelovig geweest en nu geloof je ook dat na 8 dagen alle virussen goed en wel ingeblikt of ingekorfd ons land zullen verlaten hebben.
Je maakt van je kot een verstevigde vesting waar niemand inkomt en waar je kinderen de deurdorpel enkel gebruiken om je te behoeden tegen uithongeren en vervuilen.
Na drie dagen meen je, m één je, dat je alles onder controle hebt. Binnenblijven voor een soort griep, kom zeg ! Maar dan sijpelen de eerste gruwelijke beelden binnen van pati ënten in overvolle zalen, aan beademingsinstallaties en van zorgverleners in surrealistische kledij en met hoofden die aan ruimtevaart doen denken. De cijfers en de curven volgen elkaar hallucinant snel op. De eerste doden vallen in eigen land. Je slaat in lichte paniek. Loop ik in mijn kot ook nog gevaar ? Haal ik mijn krant m ét handschoenen aan uit mijn brievenbus ? Heeft niemand mijn appels, mijn witloofstronken, mijn broodje niet eerder overduimeld, iemand met de coronabesmetting ? Moet Romeo voortaan altijd binnenblijven ? Had mijn nieuwe iPhone al een lange incubatieperiode achter de rug vóór hij uit China naar mijn handtas verhuisde ?Is het pak toiletpapier dat mijn kinderen al de eerste dag voor mijn deur legden, veilig en kan ik niet via uitgangswegen wrijvend besmet worden ?
Je moest nog een lange sjaal breien voor je neef, donkergrijs met lichtgrijze strepen maar je stelde het altijd uit bij gebrek aan tijd. En plots h éb je tijd, veel tijd maar je hebt geen zin. Op een winterse ijzeldag zou je eens opruiming houden in je boekenkasten en alles naar de Kringwinkel brengen. Maar de ijzel kwam er maar niet en de overvolle boekenkast is er nog steeds, de goesting helaas nog niet.
Het gevoel van isolement, van eenzaamheid groeit en je begint met rondbellen. Je weet dat je al je vrienden zal thuisvinden maar die vrienden hebben echter ook vrienden en voortdurend steekt die voicemail er een stokje voor. Romeo is nooit gewoon geweest godganse dagen, zonder onderbreking, die stem van het baasje te blijven horen. Hij slaapt rustig door, ook als je hem toevertrouwt dat je dadelijk aan het middageten gaat beginnen, pasta met balletjes in tomatensaus. Het kan Romeo geen balletje schelen. Als je hem na de middag toefluistert dat je de gordijntjes van het keukenraam eens gaat wassen, rolt hij zich nog kleiner op en legt veelbetekenend één poot op het rechteroor. Wat kunnen jouw gordijnen mij schelen ? denkt hij.
Als je ambiance van je TV verwacht, kan je kiezen tussen cijfers en curven en Kapitein Zeppos of de Schipper, Mathilde en madame Krielemans. Je kiest voor UIT.
Het wordt pas heilige ernst wanneer je op een morgen de ogen opentrekt en aan jezelf, dat is di é met wie je opgehokt zit, vraagt welke dag het zou zijn. Je hebt geen houvast aan de breiclub van gisteren en de uitstap naar de Koninklijke Munt vandaag zoals anders. Je moet wachten tot je de krant m ét handschoentjes aan, uit de bus haalt. Als je in de woonkamer komt, zeg je : Dag tafel, dag tafellaken, dag zitbank, dag 6 stoelen, als je zou zeggen 5 stoelen, belieg je jezelf en dat kan niet in een lockdown, dag dressoir met de rode tulpen erop. Maak je geen zorgen, zoiets is normaal. Begin je echter oprecht zorgen te maken als de rode tulpen op een morgen ook antwoorden. Dan is het de hoogste tijd dat je kinderen niet enkel je behoeften op het trapje leggen, maar eventjes naar binnen komen, liefst met een psychiater.
Stel je weer een programma op, een minimalistisch programmaatje voor jou alleen, een monoloog in ik-vorm, zoiets als :
Zaterdag begint mijn weekeinde al. Ik moet gelukkig de deur niet uit en ik maak een overheerlijke tomatensoep, met gepelde tomaten uit blik, één van de 24, en een rode paprika van aan de voordeur en met die goeie ouderwetse lettertjes erin waar de kinderen eerst naar visten nog voor ze aan hun soep begonnen. En van mijn laatste sneetje brood maak ik een toast, voor bij de soep, met een dikke laag rouille erop gesmeerd. Mijn wit schortje, mijn eva, met kantjes en lange linten, haal ik weer uit de kast.
Zondag draag ik mijn rode jurk, want ik voel me blijer met rood. Zwart is voor koppels met 65 jaar huwelijk op de teller …
Om klokslag 12u bel ik naar mijn zus, en naar mijn buurvrouw, naar mijn schoonbroer in het rusthuis, naar mijn vriendin verweg en naar die vriendin dichtbij en we drinken allen het aperitief op mekaars en op mijn eigen gezondheid, ieder in zijn kot.
De week daarop organiseren we een telekroegentocht. In elke kamer stellen we een glas cava klaar en we werken onze tocht af met een weelderige maaltijd, zelf bereid gedurende een paar uur of zelf ontdooid in een plastic schoteltje in 5 minuten in de microgolfoven. We beginnen wel boven want een afdaling is altijd gemakkelijker, zittend. Ik weiger daarom ook dieper door te denken aan mijn orgiegenoten die heel groot wonen, met veel kamers en met veel glazen dus.
Intussen is de lente terug in dat land in lockdown. Je bent bij een zalige 20 ° niet naar zee gekund en je blijft nog maar een weekje binnen, jij die zo hard hebt gewerkt voor een flat onder de neus van baron Lippens, zónder je goudvis die verweesd achterbleef aan zee, zónder je bril, zónder de verse vis die Dr.Schub je nochtans voorschreef maar met een berg smoezen die tot niets dienden.
Stel je een eigen kookboek samen met alternatieve recepten zoals Smoes met Oostendse garnalen, gemarineerde smoes in zandsaus, Visdepannetje met gerookte smoes.
Blijf actief, laat het hoofd niet zakken, tel nog niet af maar kijk al uit naar Pasen en zing
Single Bells, Single Bells, Single all the Way…naar Rome !