Uit het verslag van inspecteur R. Verschueren blijkt dat in het begin van de jaren negentien honderd zo’n 50 mensen in de Rozenbloemstraat in Oosterzele in extreme armoede leefden. ‘Ze leven in vervallen gebouwen, stallen of krotten, want het zijn geene huizen, al die gebouwen zijn zeer bouwvallig, ja zelfs gevaarlijk, op vele plaatsen brokkelen de steenen zoodanig uit, kruien, kepers, balken zijn verrot, de zolders zijn ongenaakbaar, regen en sneeuw vallen door de daken,…’T is onmenschelijk’, schrijft inspecteur R. Verschueren op 20 juli 1907 aan ‘Den Heer Voorzitter van het Provinciaal Gezondheidscomiteit’. Het ‘armbestuur’ en het college van burgemeester en schepenen van Oosterzele worden in gebreke gesteld en op de vingers getikt. (Reporter 17, foto’s Danny De Lobelle)
Inspecteur R. Verschueren schrijft: ‘Ik heb de eer U mijn verslag te sturen betrekkelijk den toestand waarin een zeker getal huizen behoorende aan het Bureel van Weldadigheid te Oosterzele, en door hetzelve ten dienste der behoeftigen voor inwooning gebruikt, zich thans bevinden. Het is den 18 dezer (18 juli 1907, R17) dat ik in het bijwezen van den Heer Secretaris, daartoe door Mr den Burgemeester van Oosterzeele aangesteld, mijn onderzoek gedaan heb. Dit onderzoek betrof:
A. Het armhof.
B. eene Kleine tweewoonst.
Die beide eigendommen zijn gelegen op het einde der Roozenbloemstraat, in het open veld, op circa 2500 meters van de dorpplaats.
A. Het armhof bestaat uit drie vervallen gebouwen, oorspronkelijk opgericht voor pachthoeve met afhankelijkheden, van die gebouwen zijn er twee die maar één huisgezin herbergen, en een derde dat als vierwoonst bewoond voor den oogenblik drij huishoudens telt. De vijf huisgezinnen die daar hunnen intrek genomen hebben zijn…Wegens de wet op de privacy citeren wij de namen niet van deze Oosterzelenaars.
1: XX, man en vrouw (ouderlingen) en twee groote kinderen (zoon en dochter).
2: XX, man (ziekelijk), vrouw en zes kleine kinderen.
3: XX, man en vrouw, en acht kinderen waaronder één onwettig.
4: XX, man, vrouw, en negen kinderen.
5: XX, wwe met eene dcohter en dezes kind.
Al die gebouwen zijn in bezit genomen geweest door de behoeftigen met weinig of geene toe ëigening en dit sinds vele jaren. In iedere woonst is slechts ééne slaapkamer, hier dient opgemerkt te worden, tot lof der gebruikers, dat in al die stallen of kotten, want het zijn geene huizen, er eene betrekkelijke opgeschiktheid heerscht. Al die gebouwen zonder onderscheid zijn zeer bouwvallig, ja zelfs gevaarlijk, de muren zijn niet alleenlijk gescheurd, maar op vele plaatsen brokkelen de steenen zoodanig uit, dat er openingen zijn. Het dak, deels in pannen, deels in strooi, zijn ingestuikt, de kruinen, de kepers, de balken zijn verrot, de zolders zijn ongenaakbaar, regen en sneeuw vallen door de daken op de oude plankenvloeren, en dringen door in de kamers der benedenverdieping die dienen voor slaapkamers, die arme lieden, om zich in hun bed te bevrijden, zijn verplicht op die slechte zolders: strooi, blaren, vodden en allen afval opeen te stapelen, ook ontmoet men in al die vertrekken, eenen onverdragelijken verduften geur.
Voor al die huizen is er één waterput, zonder pomp — of er beerputten bestaan — kan ik niet bevestigen, dit is mij ontsnapt.
B. De tweewoonst
Ieder huis van die tweewoonst beslaat eene oppervlakte van 4 x 4 m, met eene hoogte van 2 m 50 voor het beneden verdiep, dat verdeeld is in twee deelen — het vorendeel is gebruikt als keuken, het achterdeel dat een weinig kleiner is, dient als slaapkamer voor de ouders, en ook als bergplaats, trapplaats om naar den zolder te klimmen, enz. enz. deze plaats is zonder vensterraam. Daarom is de zoon van Scheirlinck, achttien jaren oud, na 19 volle maanden bedlegerig te zijn geweest, aan longtering bezweken!!! Op den zolder, die slechts 1 m 80 hoogte heeft, waarvan de pannen deels gebroken zijn, en ook dient voor bergplaats van allerlei voorwerpen, nestelen, ik kan het niet anders uitdrukken, de kinderen van het huisgezin, tusschen lompen, lappen en vodden, in hooi, strooi of bladeren, en in gezelschap van veel ongedierte, die kinderen zijn ten getalle van tien bij XX, gelukkiglijk nu nog klein, en ten getalle van vijf bij XX, onder deze is een meisje van 17 jaren, en een jongeling van 20. Ik hoef niet verder uit te wijden. ‘T is onmenschelijk!. Aan die tweewoonst ontbreekt een waterput, het water voor te drinken en voor te kuischen moet op 200 meters afstand aangehaald worden. De beerput bestaat in eenen kuil gedolven in den grond aan den gevel van het tweede huisje, en met leem bestreken om hem van dicht te maken. Onnoodig hierbij te voegen dat de stank van den beer zich in het huis verspreidt, en dat de drek slecht afgesloten aan den schep, standvastig door alle soorten van vliegende insekten bezocht wordt.
Mr de Arrondissements Commissaris bleef beneden de waarheid, toen hij schreef: ‘a ce qu’il parait, la situation, tant au point de vue hygi énique que moral y serait d éplorable’. Ik verklaar ronduit dat die toestand onmenschelijk is. Het valt in mijne bevoegdheid niet te onderzoeken aan welke oorzaak die barbaarsche behandeling, waar omtrent vijftig menschenlevens onder bukken, moet toegeschreven worden. Mijne taak bepaalt zich enkel bij het aanduiden der maatregelen die dienen genomen te worden om de toestand onder opzicht van gezondheid en redelijkheid aannemelijk te maken, de behoeftigen zijn toch ook menschen die rechten bezitten tegenover de besturen’, schrijft R. Verscheuren op 20 juli 1907.
Maatregelen
Inspecteur R. Verschueren uit Gent stelt volgende maatregelen voor:
A. Het College van Burgemeester en Schepenen van Oosterzeele zou dienen, Krachtens de Wet; het armhof en de tweewoonst bouwvallig en onbewoonbaar te verklaren.
B. Het zou het armhof dat onherstelbaar is dienen te slechten.
C. de tweewoonst, mits eenige verbeteringen die ik bereid ben aan te duiden, in ééne enkele woonst te veranderen.
D. Het gemeentebestuur zou in onderhandeling dienen te komen met het armbestuur om eenige wooningen aan de behoeftigen te verschaffen. Het hooger Bestuur heeft in deze laatste jaren zoovele middelen aangeduid om met weinig onkosten werkmanswoningen op te richten. Vele armbesturen hebben reeds die middelen aangewend om hunne behoeftigen te huisvesten. Dat de besturen van Oosterzeele, zich ten minste de moeite getroosten die middelen op te zoeken en in het werk te stellen. Die armzalige lieden hebben zeker zooveel leed niet verdiend als zij nu wel te verduren hebben’, besluit R. Verschueren zijn objectief verslag. Reporter 17