Wij houden van haar. Nee, niet van ons moeder. Daar past niet de term houden van bij, wel aanbidden, adoreren, verafgoden. Want dat maken we haar toch duidelijk op die 2e zondag van mei, ook al moet het telefonisch of digitaal vanuit ons kot.
En nee, niet van Moeder Maria want we hebben een tikkeltje meer vertrouwen in de H.Antonius die we zelfs heel familiair Toontje mogen noemen. Helaas voelen debielen daar niet zo veel voor als ze nachtelijke wandelingen maken met hamer en beitel…
We houden van haar, onze hoofdbegroeiing, of dat nu lange sluike lokken zijn of fijn, zijdeachtig dons of iets als vacht van een poedel die te heet gewassen is, een kookwasje zelfs, of een Shirley Temple-krullenbol of een mannelijke derde knie die zich een weg heeft gebaand tussen een nog behoorlijk dikke haarrand : Covid-19 deed wat men ons haar. Maar we moesten wachten, wij allen.
Oma wachtte tot ze weer een balletje kon slaan met haar vriendin, een tennisballetje, geen balletje gehakt. Met vlees gooi je niet, zo hebben onze ouders ons dat geleerd. Dat kon niet. De oorlog, weet je ! Maar ja, het was altijd wel ergens oorlog om ons te overtuigen dat verkwisten in oorlogstijd niet kon : in Korea, in Vi ëtnam, de Neuzekesoorlog in Gent…
De kleinzoon wachtte op de heropening van de fitnesscentra. Hij had zich net voor 13 maart al naar een 5-pack gefolterd. Nu wilde hij zo vlug mogelijk de marteltuigen bespringen voor een 6-pack.
Nonkel Willy, een Antwerpenaar pursang, bracht voor 13 maart dagelijks een bezoek aan de Zoo en aan Thandie, zijn grote platonische liefde. Nonkel Willy wachtte op de openstelling van de dierentuin om apetrots weer bij de jonge gorilla te kunnen zijn. Toen zijn Clara in pre-coronadagen tijdens de Europa League in de zetel naast hem in slaap viel, probeerde Willy in haar gelijkenissen met Thandie te ontdekken. Helaas. Clara was stukken ouder dan het aapje.
Buurmeisje Griet wachtte tot Jozefien en Seppe eindelijk weer naar school konden om tijdens de dag eens anders te kunnen praten dan in Ketnettermen en haar man bij zijn thuiskomst geen Bumba te noemen.
Oma, de kleinzoon, Willy, het buurmeisje, ze wachtten allen op wat anders. Maar bij allen tegelijk was er het ongeduld om de kapper, die nu al lang genoeg de heel grote distancing respecteerde, weer dicht genoeg te voelen om die wilde haren te temmen.
Hij, laten we hem doodsimpel Albert noemen, maakte een ommetje als hij langs een spiegel moest passeren. Op handen en voeten eronder kruipen, deed hij nog net niet maar als de Veiligheidsraad niet vlug bijeenkwam om de kappers groen licht te geven en ze hun zaak weer te laten openen, zou het er toch van komen, slechte rug of niet. De badkamer met de grote spiegel stapte hij enkel nog ’s morgens binnen en ’s avonds verrichtte hij de detailarbeid in het donker want hij kende de infrastructuur van badkamer en eigen lichaam perfect. Hij wist elke aan- en uitknop staan en elk plaatsje dat een extra likje zeep eiste. De laatste keer dat hij zich nog eens goed had bekeken, was die dag dat Einstein daar voor hem stond. Einstein ! zei hij tot zichzelf. Onnozelaar !
Maar toen zijn vrouw hem enkele dagen later vroeg : Weet je op wie je nu lijkt ? en hij als antwoord kreeg : Op Einstein ! vond hij zijn vrouw niet eens grappig, ook al giechelde ze als een puber. Maar het zette hem toch tot nadenken, zeker toen ze hem wat later, helemaal uitgegiecheld, verzekerde dat ze dat haar mooi vond, dat hij er zo intelligent uitzag, zo uitvindersachtig, echt iemand die de relativiteitstheorie had uitgevonden. Ze vertelde er zelfs nog bij dat we TV en GPS en digitale camera en GSM onrechtstreeks aan die man te danken hebben.
Zou het kunnen dat zijn vrouw dat alles gelezen had in Dag Allemaal terwijl hijzelf, Albert II, naast haar in de zetel elke woensdag cultureel zat te doen met de verse Knack en toch weinig afwist van Albert I ?
Terwijl zijn vrouw boven nog even de borstel haalde door haar haaruitgroei en daarbij diep zuchtte, dook hij met de wilde manen in Google op zoek naar nog meer weetjes over Albert Einstein. Bij het avondeten, net voor hij nog een chocomousseke achter zijn maatje met sla en tomaat duwde, dacht hij plots, zomaar, echt plots aan nog meer uitvindingen, onrechtstreeks dan, van Albert Einstein zoals de Pet-scan en de rookmelder en het inbraakalarm. En na nog een lepeltje chocomousse : En de automatische schuifdeuren in je kledingzaken, om je zonder handen en zonder geld met je pakjes weer naar buiten te helpen ! Hij voegde er, nog plezanter, aan toe dat het nu al te laat werd om nog meer uitvindingen te doen. Nu was…Juist, zei ze, nu is het 19u. Tijd voor Marc Van Ranst.
Een week later kwam hij terug van de kapper. Einstein was niet meer.
Nu ben je precies Ghandi, zei zijn vrouw.
Hij verdween vlug richting Google om te zoeken naar al de uitvindingen van Ghandi.