Twee bollen vanille !
Dat doet me denken aan die keer, heel lang geleden. Mijn zus en ik stonden gereed om de deur open te duwen bij Van den Bossche maar moesten mekaar toch nog gauw wat toefluisteren en giechelen. Was het over madame Profijt en haar verlepte haarcoupe, haar coupe-fraises of ging het over haar twee arcs-de-triomphe die ze altijd boven haar ogen tekende ?
Twee bollen vanille, a.u.b.
Het was mijn zus die het woord nam.
Een cornet ? wilde madame Profijt weten. Zelf spraken wijzelf altijd van een toeter of een platte.
Mijn zus bekeek me vragend met een blik van : Wat gaan we doen, vragen om bedenktijd ? Of kopen we een letter ?
Ik trok de schouders op in een gebaar van “als het maar crème is”, waarop mijn zus koos voor snelle besluitvorming en zei :
Geef maar een tournee !
Balthazar Boma moest toen echter nog een poosje wachten met zijn tournee eer ze aan de 2293e herhaling waren.
We likten ons in een kortstondige roes, onbewust van de realiteit dat bolletjes likken veel jaren later een probleem zou betekenen.
Doe dat nù maar eens, dat unieke likritueel respecteren. Je viseert de 3 bolletjes daar in je rechterhand, tenzij je linkshandig bent. Ze zien er oogstrelend uit. Op het hoorntje rust een bol mokka als basis, als fundering, want ook het Atomium steunt op een goeie basis. Je beheerst je kwijl bij het staren naar die 2e bol, een pistache, met hier en daar spikkeltjes van brokjes noot, niet van brokjes schelp want daartegen zou Simon November van TestAankoop van leer trekken. Naar het pronkstuk durf je zelfs niet te kijken, naar de bol stracciatella, die als eerste zijn model gaat verliezen onder de halen van je tong.
Je kan je bestelling heel duidelijk overbrengen : strac-ci-a-tel-la en de ijzige dame verstaat je ook perfect.
Om tijd uit te sparen en smelten voor te zijn, steek je reeds je tong uit, languit, en je likt en je draait je hoorntje en je haalt de druiper weg, de pistachedruiper.
Anno 2020. Niets meer daarvan ! Smoor je wilde fantasie ën rond bolletjes kiezen en bolletjes likken. Noem het een karwei, geen verzetje. Vooreerst is er die spelbreker die mondmasker heet, of mondkapje, niet te verwarren met je regenkapje of je douchekapje, of je motorkapje, als je tenminste met een h éél kleine wagen rijdt, een normale die gehalveerd is na een aanrijding, of een dampkapje, in een éénpersoonscaravan dan. Coronabarbaren spreken zelfs van een muilband en verbasteren dan ingeburgerde reclames als die van Dovy Keukens : “Ik ben Donald en ik maak maskers. Voor je muile. In Belgi ë”.
Gemaskerd spreek je de ijzige dame aan, op reglementaire afstand dan nog wel. Zij zit veilig achter een scherm in plexiglas, jijzelf achter een lap katoen en van daaruit zeg je, prob éér je te zeggen : pisjsjtasjsj en sjtratssjatella. Het zijn klanken die je verwacht in Jeruzalem aan de Klaagmuur of in Mekka aan de Grote Moskee, niet op de dijk in Blankenberge. Je neemt je bollen in ontvangst en maakt al de vertrouwde beweging naar de mond maar direct ten aanval gaan, zit er niet in : dat masker moet weg. Waar moet dat masker naartoe ? Onze corona-aartsvaders raden af het masker een ringbaardfunctie te geven. Je laat het misschien aan je ene oor bengelen. Maar ook dat raden ze af. Ik neem het weg, denk je. Maar hoe speel je dat klaar met maar twee handen waarvan één een hoorntje omknelt dat onder een loden zon stilaan lekkage begint te vertonen ? Geef je het hoorntje even aan de onbekende man op anderhalve meter van jou en zeg je, in het Blankenbergs, dat je je masker wil afnemen, of hij je bolletjes eens wil vasthouden ? En wat als het een dief is, een ijsjesdief zoals er ook agapanthusdieven zijn die planten uitgraven in tuintjes en hij gaat met je hoorntje lopen ? Je zal dat mondmasker toch maar aan één kant losmaken en het aan je ander oor hangend op pauze plaatsen. Dat doe je, juister nog, dat wil je doen maar het kapje laat los en valt op de grond. Je bukt en het masker krijgt daar op de dijk van Blankenberge het koele gezelschap van twee bolletjes ijs die al in vergevorderde staat van smelting verkeerden. Je kijkt toe als een toevallige getuige van het roemloze einde van een mondkapje en een hoorntje.
Morgen haal je een doos roomijs en je eet ijs zonder mondmasker, zittend aan de keukentafel en je vindt het lekker, puur vanille, veilig in je bubbel met een loden zon daarbuiten achter de gordijnen.