Anny Bert: Wat is ver?

Luister jij ook soms naar praatprogramma’s op radio of op TV ? Ja ? Weet je wel waarom zoiets een praatprogramma heet ? Nee ?

Omdat er zoveel praat wordt verkocht… Nooit op gelet ? Moet je eens doen.

Het gaat over onverwachte opmerkingen van kleine kinderen en dan, uit het niets :

“Toen we 2 jaar geleden bij de Iguazúwatervallen stonden, vroeg ons jongste plots : ‘Papa, waarom heb jij…’”

Bij de Iguazúwatervallen ! Jij, liefste lezer, jij zegt op dat moment : Wow, want je weet die Iguazúdinges wel niet liggen maar het klinkt toch heel ver. En met zijn gezin, zeg je, want als je spreekt over je jongste kind, dan heb je er tenminste nog één op je boek. Ze kunnen toch niet allemaal Coburg heten.   Wat moet dat niet kosten, zeg je. En waar zijn die tenminste twee kinderen dan nog zo geweest, zeg je, en nog zo jong. Dat zeg je.

En wat denk je : waarom aan de watervallen van de Iguazú en waarom niet aan de toiletten van de voetbalkantine van Verbroedering Maïski ? Ook daar stelt een kind soms gekke vragen.

Aan de andere kant van de praattafel of op het dek van de boot laat een Gert Late Nightgast zich horen. Ze waren in Nieuw-Zeeland en moesten op zeker ogenblik neuze-neuzen met de Maori maar zijn vrouw vond er niets beters op dan…

Is die al naar Nieuw-Zeeland geweest ? Zo ver ! Het is toch daar dat je zelfs niet dúrft flauw te vallen als zo een Maori aan je hotelraam komt binnenloeren, want dat zag je eens in een film. Je mag er zelfs niet aan denken je neus tegen de zijne plat te moeten drukken. Je vond het als kind al zo erg toen je tante Marie-Jos ée elk jaar op 1 januari drie zoenen moest geven in ruil voor een pak chocolade van Côte d’Or, fondant en een ander met nootjes. Je wilde als klein kind gerust alleen thuis blijven als je die stoppelbaard van tante Chocola, want zo noemde je haar, maar één luttel jaar kon ontlopen.

Stel dat je als kind zo een nonkel Maori had…Hij hoefde nog niet eens de echtgenoot te zijn van tante Chocola…

En in gedachten zit je daar plots direct bij het luisterend oor van Danira Boukhriss of Gert Verhulst en je vertelt hoe uitgelaten je kinderen waren als je eenmaal onderweg was na heelwat voorbereidingen en wel tienmaal “Zijn we nu nog niet weg ?”   De vreugde kon niet op toen eindelijk het reddende “ja, we zijn er” weerklonk maar dan de afknapper, jouw afknapper : Je hebt toch een zak mee?

Je had je kinderen mee,   je had de papa mee, de papa had een zak mee.

Bij de eerste stap buiten de deur begon het avontuur al. Aan de hoek van de straat gekomen, vroegen we welke kant we zouden nemen, links of rechts. En dat werd nu het grote verschil met de Iguazúwatervallen of een neusnummertje met een maori. We kozen voor rechts want zo bereikten we gemakkelijk Strijpen. Daar zouden we dan het drukke verkeer achter ons laten op weg naar Rozebeke aan de Zwalm, geen Alphen aan den Rijn, geen Zell am See of Rüdesheim am Rhein, geen watervallen aan de Iguazú maar Rozebeke gelegen aan de Zwalm met een dorpskern rond een kerk en toen nog maar een 400-tal zielen, voorouderlijk gezaaid rond de kerk en het kerkhof. Wie er wortel had geschoten, bleef er, tussen de akkers met patatten en de velden met bieten.

Ons gezinnetje bungelde niet boven een of andere oceaan op weg naar de grens tussen Argentini ë en Brazili ë om er watervallen te tonen aan het nageslacht. Wij wandelden tussen tarwe en schokkeloen en hielden af en toe halt om de hamvraag te beantwoorden : Zijn dàt nu rapen ? Want daarom gingen we zo ver : om een mooi gevormde raap te zoeken, bij de bladeren uit te trekken, de meeste aarde in de graskant kwijt te spelen, met propere bladeren de raap verder te reinigen tot die vertrouwde lichtpaarse kleur verscheen en dan tot het echte ritueel over te gaan. Het stamhoofd stak plechtig de rechterhand in de broekzak, ietwat te plechtig voor een stomme raap, scheen daar tevergeefs naar dat gekende Zwitsers zakmes, rood met wit kruis, te zoeken, zuchtte dat het nog op tafel lag, zocht nog wat dieper in die broekzak met doolhofkwaliteiten en vond het. We waren nog niet halfweg naar Rozebeke maar het was toen al beter dan Zuid-Amerika en Nieuw-Zeeland samen.

Dan ging de vader over tot de besnijdenis van de raap.  Het werden geen mooie geometrische vormen zoals frietjes, zelfgemaakte  of van frituur Jo ël, wel stukjes, schijven, spie ën, reepjes. De Italiaanse vogels zonder kop van ’s middags, de lievelingskost van de kinderen, met gesmolten oude kaas die uit de blinde vinken ontsnapte, was niets meer vergeleken bij de plakjes raap. Die krijzelden nog wel een beetje tussen de tanden maar dat stoorde niet, dat was nog een restje van die goeie Vlaamse-Ardennenaarde.  Weg met de Argentijnse asado of het Nieuw-Zeelandse lamsvlees. Leve de raap op de weg naar Rozebeke !

Geen ogenblik klonk : Ik ben moe ! of Zijn w’er nog niet ? Wel : Ja, ik heb de kerktoren eerst gezien ! en nog wat later : En ik zie ’t dak van nonkel Jules ! Want nonkel Jules was geen dakloze, nee, hij had zelfs een dak  met een “estaminet” eronder en met een “boulde” of balie voor de deur, een ijzeren baar waaraan vroeger de paarden vastgemaakt werden als de ruiter dorst had. En bij Jules kon hij soms lang dorst hebben want het was er altijd aangenaam toeven.

Een ontvangst bij nonkel Jules was ceremoni ëler dan bij een Maori-opperhoofd want de kinderen mochten zich direct een flesje knalgele limonade halen in zijn kelder. Griezelig vonden ze zijn kelder wel en het minste gepiep of gekraak was al genoeg om in twee stappen weer achter de toog te  staan maar tegelijk werden ze er telkens toch naartoe getrokken als naar het spookhuis op de kermis. Met een berg kolen voor zijn Leuvense stoof in een hoek, aan een haak een hesp met een groen laagje erop, geteerde hesp heette dat toen, nu beschimmelde, en met een trapeze gedroogde worstjes, kleurloos en daterend van zijn laatste “varkenskermis”.

Want ook een varken behoorde tot de attracties van Rozebeke en van nonkel Jules, net als zijn WC met de rode deur en het hartje erin. De gele limonade moest echt bij meer dan hoogdringendheid een uitweg willen zoeken om er zich als kind op de WC te wagen. Er was die wankele vloer waaronder de beerput en de stank en er was de plank met het gat erin dat uitzicht bood op eigen productiviteit en op kolonies wormen. Aan een verroeste nagel in de muur nodigden stukken afgescheurde, niet geknipte, Beiaard je uit tot meer hygi ëne. Waar je in de bibliotheek kranten en tijdschriften kon lezen bij een drankje, daar kon je op het toilet met een knijper op de neus en het verstand op oneindig best even genieten van de moppen rond Toria en Sissen bij de grote schoonmaak van de darmen.

Het gedeelte van De Beiaard dat niet aan de verroeste nagel belandde, deed dienst als verpakking. Het ovenkot was namelijk nog een attractie voor kinderen uit een gemeente die aan het verstedelijken was. Daar bakte hij nog brood zonder Kenwood of andere kneedtuigen en zonder Aveve bakmeel all-in, ambachtelijk, hoewel sommige bakkers de term ambachtelijk ook nog gebruiken omdat ze weten dat de biechtstoel afgeschaft is en Economische Zaken geen leugendetector gebruikt. Zulk plat, droog brood kregen we mee, netjes ingepakt in een propere krant want mijnheer Jozef stond toen nog persoonlijk in voor de netheid van de artikels.De zak deed zijn dienst.

Toen de juf de dag daarna een opstel als taak gaf, Een Herfstwandeling, vertelde onze oudste over de tocht naar Rozebeke en over de lekkere rapen. Njam ! besloot ze.

Nonkel Jules heeft nooit geweten dat hij onrechtstreeks aan de basis lag van een kookprogramma.