Tijdens Wereldoorlog 2 waren er op Melle-Dries een drietal erkende verzetsstrijders. Ze behoorden tot de Belgische Partizanen, een groep met communistische strekking. Velen wisten dit niet eens. Het drietal behoorde tot de groep van Merelbeke en daarin waren ook mannen van de omliggende gemeenten. Als wapen hadden ze een kleine revolver en een kleine handgranaat. Hun taak was het verrichten van sabotage aan spoor en wegen. Na de bevrijding droegen die mannen een witte overall met driekleurige band. Ze hadden dan ook een geweer dat ze vermoedelijk buitgemaakt hadden. We stelden wel vast dat er na de bevrijding veel personen in witte overall liepen. De witte overall deed hun ook de naam krijgen van Witte Brigade. Deze verzetsstrijders willen niet kenbaar zijn en hun verhaal is dan ook anoniem. Zo moesten ze op een zekere keer het pompstation van Melle, aan de bassins, buiten gebruik stellen. De springstof was geplaatst en de lonten werden aangestoken. De springstof ontplofte evenwel niet, omdat de lonten, om een of andere reden gedoofd waren. Deze daad is dan mislukt. De bedoeling was het water voor de stoomlocomotieven af te snijden. Het pompstation pompte immers het water naar Merelbeke – Station. Een andere maal moest een trein ontsporen in De Pinte. In kleine groepjes of alleen ging men de Schelde over. Dat gebeurde in Zwijnaarde met de overzet. Men kwam dan bijeen in De Pinte. Daar werden de bouten losgedraaid en de sporen wat naar buiten gewrongen. Toen de trein aankwam werden de sporen verder naar buiten geduwd en de wielen kwamen vast te zitten in de houten dwarsliggers en de keien. Een hels gekraak volgde toen de andere wagens met hun lading op elkaar botsten.
De groep vertrok dan naar hun respectievelijke woonplaatsen. Soms werd er met personen afgerekend omdat die een bedreiging waren voor de wegvoering en aanhouding van werkweigeraars en verzetsstrijders. Al deze strijders hebben alles nog goed in hun geheugen maar willen er liefst zo weinig mogelijk over vertellen. Wat niets met het verzet te maken had is het volgende verhaal dat zich afspeelde in de Akkerstraat.
Op een avond rond Kerstdag 1943 stopte een goederentrein met aardappelen, afkomstig uit Duitsland. De trein mocht de vorming nog niet binnen en werd tussen de Kleine Driesstraat en de Akkerstraat op een wachtspoor gezet. Uit die trein kropen vijf Franse krijgsgevangenen. Drie namen de vlucht richting Kleine Driesstraat en de twee overige kwamen terecht in de Akkersteeg. Daar klopten ze aan bij Cyriel Staelens en Marie Hortense Pringels. Cyriel en zijn vrouw verstonden geen woord Frans en deden beroep op August De Baets, hun gebuur. Uit het gesprek met de mannen bleek dat ze in Duitsland op een trein, geladen met aardappelen, waren gesprongen en zich onder de lading verscholen hadden. Ze vroegen een kaart om hun weg naar Frankrijk te vinden. Na beraad en overleg werden met de hulp van nog andere buren o.a. de families Courteyn, De Mol en Vermimmen, geld, burgerkleren en voedsel ingezameld. De dag nadien, in de vroege ochtenduren, vertrok De Baets met de twee Fransen naar Melle-Station en nam voor de vluchtelingen twee kaartjes voor Kortrijk. In Gent-Sint Pieters werden ze naar de trein van Kortrijk gebracht. Vandaar uit konden ze de grens met Frankrijk bereiken : niemand van de gebuurte heeft nadien nog een woord gerept over dit feit. Wat de drie andere vluchtelingen betreft : deze zouden door het verzet ook verder geholpen zijn zoals later bleek uit een mededeling van Achiel Timmerman. Er Is veel gebeurd maar de verhalen blijven binnenskamers.(DDL, bron heemkring De Gonde en Melle Museum)