Op 22 juli 2019 was het exact 75 jaar geleden dat kapitein-commandant Pierre-Franz De Coene laffelijk werd vermoord tijdens zijn “ondervraging” door zijn Duitse beulen. De Coene werd geboren te Munkzwalm op 12 februari 1896 als zoon van Evarist en van Maria Feliers. De ouderlijke hoeve was gelegen aan de toenmalige Wafelstraat, op de plaats waar nu de gemeentelijke parking is.
De Coene kende een zorgeloze jeugd in Munkzwalm tot hij door een bijzondere lichting van de regering op 6 augustus 1915 werd opgeroepen om de Belgische troepen achter de Ijzer hulp te bieden, één jaar voor normaliter zijn klas van 1916 zou opgeroepen worden. De toen 19-jarige De Coene nam zijn taak eervol waar, werd na de Grote Oorlog geprezen door zijn oversten en wist bovendien gedurende de Oorlog al een opmerkelijke carrière te verwezenlijken. In 1916 werd hij benoemd tot korporaal, datzelfde jaar nog tot sergeant en op 1 mei 1917 werd hij gepromoveerd tot adjudant. Vanaf 25 september 1917 wordt De Coene actieve dienst toegewezen aan het front zelf, waar hij op 15 september het jaar erop, gedurende het Groot Eindoffensief, gewond geraakt nabij Merkem. Op de dagorders door zijn oversten werd De Coene toen geprezen als een “jeune officier, brave et modeste qui au cours de la campagne s’est toujours distingu é par sa bravoure et son admirable sangfroid”. Na de Oorlog zal hij naast de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille 1914-1918, het Oorlogskruis 1914-1918, de Vuurkaart en het Vuurkruis en één frontstreep voor zijn oorlogswonden ontvangen. Tot eind januari 1919 is hij nog in actieve militaire dienst bij de geallieerde bezetting van Duitsland (Keulen).
De Coene was gehuwd met Jeanne Depière, dochter van de gekende Gentse kolonel Remi Depière. Het koppel vestigde zich in de Gentse Hofstraat en kreeg er drie kinderen. Begin de jaren 1920 begint hij aan zijn professionele militaire loopbaan. Hij wordt bevorderd tot onderluitenant, later tot luitenant. Na de voltooiing van de Krijgsschool, wordt hem binnen het Tweede Linieregiment de rol toegekend van kapitein (26 december 1935). Een jaar later, op 26 december 1936, verkrijgt hij de graad van kapitein-commandant; in die tijd de hoogste functie die een militair van gewone komaf kon verkrijgen.
De Coene moeten we echter vooral roemen om zijn rol gedurende de Tweede Wereldoorlog. Op 1 september 1939, bij de start vijandelijkheden in Polen, wordt Pierre-Franz De Coene benoemd als adjudant-majoor aan het hoofd van een bataljon binnen het 32ste Linieregiment dat gedurende de Achttiendaagse Veldtocht eerst de verdediging van Antwerpen voor zijn rekening neemt (Kapellen en het kanaal van Turnhout), vanaf 10 mei 1940, en nadien het kanaal Gent-Terneuzen (gevechten nabij Terdonk). Het is vooral gedurende deze laatste actie dat De Coene nadien door zijn oversten wordt geroemd omwille van een actie die hij ondernam “onder een regen van artillerievuur en luchtbombardementen” door zijn manschappen op een zeer strategische, maar onverwachte manier te herpositioneren, om levens van zijn bataljon op spectaculaire wijze te redden. Het moge niet zijn, het Belgische leger capituleert op 28 mei 1940. De Coene en zijn bataljon worden krijgsgevangen genomen te Westkerke en overgebracht naar Duitsland. Eerst verblijft hij in het concentratiekamp van Erner, nadien dat van Rotenburg. Hij werd er later herinnerd als “een uitstekend kameraad, die het ingezonken moreel van zijn medegevangenen opbeurde en sterkte. Zijn vaderlandsliefde was onwankelbaar en propaganda en machtsvertoon vermochten het niet zijn Belgische gevoelens in het minst aan te tasten”. Op 12 oktober 1941 werd hij om gezondheidsredenen teruggestuurd naar Belgi ë. Hij meldde er zich vrijwel meteen aan bij het Geheim Leger, toen nog het Belgisch Legioen.
In het Geheim Leger maakte de strateeg die De Coene was meteen carrière en onder de schuilnaam “Laurent” werd hij eerst benoemd tot adjunct-bevelhebber, en later tot bevelhebber (november 1943) van de sector Gent binnen de zone III van het Geheim Leger. Hij was met name verantwoordelijk voor de Gentse binnenstad. Zijn taken bestonden erin verbindingswegen te bewaken, bruggen en spoorwegen te saboteren en munitie en radiotransmittors door de geallieerden gedropt te krijgen. De kapitein-commandant krijgt vooral naam voor het mede-opzetten van een grootse operatie die werd opgedragen vanuit Londen door de toenmalige regering in ballingschap: de bevrijding van spion en topambtenaar Albert M élot alias Martin uit de Gentse Nieuwe Wandeling. De Coene, die ondertussen reeds moet onderduiken uit concrete vrees voor represailles van de Gestapo, geeft het bevel over aan zijn boezemvriend en mede-verzetsstrijder Jozef Speeckaert. De aanslag in de Papegaaistraat op het gevangenentransport op 15 juli 1944 zou een fenomeen worden in de geschiedenis van het Verzet. De aanslag slaagde, maar de tol die het Geheim Leger diende te betalen was enorm. Er werden 100 aanhoudingen verricht in de dagen na de ontsnappingsoperatie. Ruim de helft van de opgepakten overleefde de Tweede Wereldoorlog niet.
De Coene zelf, nu nog meer gezocht dan ervoor, verschool zich in de ouderlijke hoeve te Munkzwalm, waar hij in de vroege ochtend van 18 juli 1944 uit zijn bed werd gelicht. Het huis was omsingeld door 20 GFP-mannen. Met een colonne van zes voertuigen werd hij overgebracht naar de Nieuwe Wandeling te Gent waar hij bijzonder hardhandig werd “ondervraagd”. De Coene werd, terecht, aanzien als spilfiguur in het Oost-Vlaamse Verzet en zijn informatie was dan ook cruciaal voor de Duitse bezetter om het ondergrondse Verzet te ontmantelen. Amper vier dagen na zijn aanhouding bezweek kapitein-commandant PierreFranz De Coene onder de martelingen door zijn beulen. In de nasleep van de zaak werd een clandestiene autopsie verricht en na de opgraving van zijn stoffelijke resten een tweede autopsie. Het verdict van dokters was één en al bevestigend: “La mort doit être attribu ée aux violences subies aux mains de la Gestapo”. De Coene werd na de Tweede Wereldoorlog geroemd om zijn daden bij het verzet waar hij ruim twee ënenhalf jaar deel van uitmaakte. In Gent kreeg hij een gedenkplaat en een straat, de Commandant Frans De Coenestraat.
Ook in Munkzwalm besliste de voltallige gemeenteraad bij besluit van 27 november 1945 “Om een blijk te willen geven van erkentelijkheid aan hem die het grootste offer voor zijn vaderland heeft gegeven zal de straat waar Cmt. Fr. De Coene is opgegroeit (sic) voor taan zijn naam dragen”. Bij deze werd dit deel van De Wafelstraat omgevormd tot de “Kapitein Kommandant De Coenestraat”, vandaag de Decoenestraat. Om af te sluiten, met de woorden die kolonel Haus, hoofd van het Geheim Leger van de sectie III, schreef over De Coene (het Gedenkboek De Coene en Speeckaert): “Kalm, moedig en schrander reorganiseerde hij den sector waarvan de meeste oversten waren aangehouden. Ijverig opgespoord, was hij genoodzaakt onder te duiken op het ogenblik dat de sabotagedaden hun hoogtepunt bereikten en de guerillaoperaties aanvingen. Zette niettemin koelbloedig zijn functie van bevelhebber voort. Ontdekt, mishandeld en in de gevangenis geworpen, werd hij tot den dood toe gemarteld. Voorbeeld van wilskracht en kalmte, is waardig tussen de Helden gerangschikt te worden die de actie der weerstandsgroepen hebben geïllustreerd”. (Matthijs Verschraegen)