Plato was een Grieks filosoof en schrijver en bovendien een leerling van Socrates. Plato is een van de invloedrijkste denkers in de Westerse filosofie. Hij leefde rond 400 voor Christus.
Het begrip platonische liefde gaat terug op deze Griekse filosoof. Daarmee wordt nu bedoeld : een liefdesrelatie waaraan geen seksueel handelen of begeerte te pas komt, of nog ruimer zoals dat heden past : een innige vriendschap, een liefde zonder lichamelijke wensen…
Nee, aan het woord is niet Jasper Teerlinck, beter gekend als Professor T. Was dat zo, dan had ik er nog een paar van zijn favoriete Plato-citaten ondergeroerd.
Schoonheid is zichtbaar geworden liefde
Alleen doden hebben het einde van de oorlog gezien
Liefde is een ernstige vorm van krankzinnigheid.
Ja, ik heb enige ervaring met platonische liefde. Toch vroeg ik me nooit af of Plato al dan niet om de hoek loerde.
Het had alles te maken met een spelletje of was het een ernstig programma waar men de vraag stelde : Met wie zou je een halve dag in een geblokkeerde lift willen zitten ?Ik bewonderde toen nog mannen die wat te vertellen hadden, zuiver en klaar geformuleerd met dat sprankeltje humor en ik zei binnen de vereiste 30 seconden : Siegfried Bracke !
Toen de fictieve lift met gekletter en gerammel afdaalde naar de begane grond, merkte ik dat het een antieke kooi was, met roestig traliewerk waaraan nog een bordje hing : Gelieve de dieren NIET te voeren ! 30 Seconden zijn ook zo kort…
Sorry ! Thank you ! zou ik nu zeggen, zoals mijn buurvrouw doet als ze een verdachte oproep krijgt uit New-Zealand of uit Puerto Rico. Zonder één woord Engels machtig te zijn, blijft ze voornaam in het afschepen. Je weet maar nooit, zegt ze. Hij zal het alvast niet meer zijn, His Royal Highness Prince Philip, Duke of Edinburgh, een 99-jarige telg uit het Huis Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg, wat heel anders klinkt dan Bert. Naast zijn naam mag mijn buurvrouw ook een uitroepteken plaatsen en moet ze geen beleefdheidsformule meer uitspreken via Proximus.
Vóór corona wilde ik gerust platonisch in de lift hangen met Leonard Cohen, met Kevin Kostner, met Jaap van Zweden maar dan voelde ik iets als wroeging dat ik Vlaanderen zoveel verschuldigd was en toch koos voor een buitenlander.
En ik wachtte tot ik in een hotel of een warenhuis of op een luchthaven tussen twee verdiepingen urenlang in een lift van het gezelschap kon genieten van Rudy Vranckx, m ét sjaaltje. Later mocht het halverwege naar de top van de Eiffeltoren met Jonas Geirnaert, met Arnout Hauben in een bol van het Atomium of met Wim Lybaert afdalend in een zoutmijn in Polen.
Maar Covid-19 besliste anders. Na anderhalf jaar blijft nog die ene man over die mijn en jouw en ons leven in handen heeft : de ene echte Steven. Voor die andere Steven zou ik wat graag mijn mals geknede kauwgom opofferen om die als sabotagemiddel in het toetsenpaneel van de lift te kleven en hangend naar zijn verhalen te luisteren over natuurrampen en aanslagen, betogingen en lockdowns. Want praten kan hij als de beste, die Steven De Craene.
Nee, gun me dat onverwacht verblijf in een lift met Steven Van Gucht. Er rijst natuurlijk al een eerste probleem, of dat nu tussen 3 en 4 hoog is in het Savoy Hotel of 3 laag in een oude kolenmijn : hoe begin je een conversatie met je idool ? Als viroloog en wetenschapper zal hij wel rapper een lift aan de praat krijgen maar laten we hopen dat hem dat niet lukt. Van iemand die zo rustig en vlot en onvoorbereid kan praten, moet ik toch de aanzet niet afsnoepen. Of toch ? Kan ik beginnen over het weer ? Zo stom ! Kan ik zeggen : Je hebt weer die mooie pardessus aan ? Misplaatst ! En als ik nu eens heel direct bewijs dat ik hem bij het instappen meteen herkende en vragen hoe het nog gaat met zijn virussen ? Achterlijk !
Dat zal allemaal wel loslopen. Met een man als Steven weet je altijd wat verteld. Eerst hebben we het over die godverdomde lift, natuurlijk niet in dergelijke bewoordingen. Versta me niet verkeerd : ik zit er niet met Herman Brusselmans !
Echt jammeren en klagen is ook al niets voor Steven.
Als eenmaal het ijs gebroken is, het was maar een dun laagje van wat nachtvorst, begint hij te vertellen over zijn werk, over zijn bezorgdheid, over zijn zoon en ik knik want ik heb ook een zoon en ik ben zelfs geen viroloog. Hij vertelt over zijn lieve buurvrouw en nu knik ik niet want ik zou te lang moeten knikken met al mijn lieve buurvrouwen. Hij spreekt zo gemoedelijk maar ook boeiend en toch waag ik het erop hem even te onderbreken om een vraag te stellen. Of hij iets gezien en iets gevoeld heeft ? Hij lacht smakelijk, ook dat kan hij, want het lichtje brandt weer in de knoppenrij en we staan stil.
Daaaag ! Tot vanavond op TV…