Geraardsbergen. Toen de stad Geraardsbergen in 1986 collectorwerken liet uitvoeren om de stad te beschermen tegen o.a. wateroverlast, werden de overblijfselen van het Begijnhof aan de Begijnhofkaai door de werkgroep Archeologie blootgelegd. Het Begijnhof werd in 1245 langsheen de Dender gesticht. Albert Schrever was toen nauw betrokken bij de opgravingen, die een belangrijk deel van de Geraardsbergse geschiedenis blootlegde. De veel geprezen publicist schreef in april 1986 – 35 jaar geleden – een aantal bijdragen over de opgravingen voor Het Nieuwsblad. We willen de lezers graag met deze belangwekkende bijdragen laten kennismaken. Veel leesplezier. De foto’s komen van Armand Verschraegen en Peter Lorré. De foto uit de hoogte werd door Noël Schrever (1942-2010) genomen.
3 april 1986
Senter Margrieten Begijnhof
Voor de Geraardsbergse amateurarcheologen liggen drukke maar interessante dagen in het verschiet. De collectorwerken, die de Denderstad tegen wateroverlast moeten wapenen en de stad rein moeten houden, zullen de komende maanden een verleden blootleggen dat daarna voorgoed zal verdwijnen.
Momenteel is de werkgroep Archeologie aan het graven in de overblijfselen van het Geraardsbergse Begijnhof. Later op het jaar wil men de collectorwerken volgen langs het domein van de paters Jozefieten waar men de resten van de 11de-eeuwse “borcht” en het Karmelietenklooster hoopt te vinden en in het najaar, wanneer de collector naar de voormalige Molens De Turck wordt doorgetrokken, kan men stuiten op de resten van Hunnegem, de oudste parochie en meteen ook de bakermat van Geraardsbergen.
Het “Senter Margrieten Begijnhof”, waarvan momenteel de resten worden blootgelegd, werd reeds vóór 1245 door Margaretha van Constantinopel in het stadscentrum aan de Denderoever gesticht en het zou zes eeuwen lang worden bewoond door devote juffrouwen die elk in een klein ” hofje” rond de kerk woonden en er zich niet alleen met godsdienstige oefeningen maar ook met ziekenzorg, onderwijs en de vervaardiging van kant en van laken bezighielden.
Volgens de “Statuten van Levene” van het Begijnhof uit 1414 werden alleen “tamelike jongfrauwen” toegelaten die dagelijks de mis moesten bijwonen en tevens de zeven getijden (metten, lauden, primen, tertsen, nonen, vespers en completen) moesten onderhouden. In de “firmerie” (het ziekenhuis) konden ook niet-begijnen worden opgenomen, maar dan wel tegen betaling, wat voor de instelling een niet onbelangrijke bron van inkomsten zou worden.
Andere inkomsten werden o.m. gehaald uit het kantwerk van de begijntjes en uit de lakens die op het nabije “raamhof” werden opgehangen en tot in het buitenland werden verkocht. Het Geraardsbergse Begijnhof had bovendien ook nog een “school der jonckheit” die volgens een aartsbisschoppelijk schrijven uit 1701 in dat jaar maximaal tien klassen met elk twaalf leerlingen tussen zes en zestien jaar mocht tellen.
Toen het laatste begijntje, Maria Antonia Van der Maelen, in 1846 was overleden, werden de 22 huisjes door burgers bewoond tot in 1865 toen de stad het ommuurde domein met een voorgevel van 90 meter en een oppervlakte van 50 are aankocht om er o.m. de posterijen en de muziekschool in onder te brengen. De kapel van O.-L.-Vrouw van het Begijnhof werd nog een tijdje gebruikt door de “Congregatie der jonge dochters” terwijl de “Congregatie der jonge mannen” in de nabijgelegen kapel van St.-Marculphus vergaderde.
Het Begijnhof, dat in zijn beste jaren tot 50 begijntjes herbergde, werd uiteindelijk het slachtoffer van de Schoolstrijd: in 1880 werden alle gebouwen gesloopt om plaats te maken voor de Rijksschool. Behalve de funderingen, die weldra volledig zullen verdwijnen, en een reeks archiefstukken resten nog enkele schaarse overblijfselen van het Begijnhof: 4 grafstenen, een beeldengroep en een altaarschilderij in de hospitaalkerk en volgens sommigen ook het orgel van de kerk in Goeferdinge.
Omdat de aanleg van de collectoren door de hoge waterstand van de Dender voorlopig is uitgesteld krijgen de Geraardsbergse amateurarcheologen nu plots een buitenkans om in de greppels, waar de collectoren moeten komen, verder opgravingen te doen. Momenteel werden reeds meer dan 1000 scherven bovengehaald die, eenmaal gelijmd, een weliswaar onvolledig beeld kunnen geven van de huisraad van de Geraardsbergse begijntjes.
12 april 1986
De laatste kans
Wie zich een idee wil vormen van het Geraardsbergse Begijnhof, dat rond 1245 langs de Dender werd gesticht, heeft daar dit weekeinde de laatste kans voor. De aannemer, die vorige woensdag langs de Begijnhofkaai begon met de aanleg van een overstortput, zal volgende week immers de funderingen definitief verwoesten. Hij begint er met de aanleg van 1,8 meter dikke betonnen buizen die in een later stadium het Geraardsbergse rioolwater naar een nog te bouwen zuiveringsstation zullen moeten leiden.
De archeologische belangstelling voor het middeleeuws Begijnhof begon met een noodopgraving. Wegens de geplande werken werd die aangevat op Paaszondag onder leiding van Etienne Borremans die sindsdien met zijn amateurarcheologen elk vrij moment benutte om er steeds dieper in het Geraardsbergse verleden te graven.
De funderingen zelf werpen een nieuw licht op de vele eeuwen bouwevolutie van het in 1880 gesloopte Begijnhof. Daarnaast bracht de noodopgraving ook nog ruim 2000 glas- en potscherven aan het licht evenals twee 16de-eeuwse munten, enkele gespen en drie pijpenkoppen.
Over deze laatste en uiteraard ook over het verleden van het Begijnhof houdt Borremans op maandag 14 april in het Koetshuis een spreekbeurt voor de VVF-leden.
16 april 1986
Noodopgraving beëindigd
Voor de veertig ton zware kraan van aannemer Seghers duurde het gisteren welgeteld vijf minuten om de Begijnhoffunderingen, die tijdens een twee weken durende noodopgraving langs de Denderkaai werden blootgelegd, opnieuw onder de aarde te bedelven.
De veertig meter lange en grondig onderzochte sleuf moest worden dichtgegooid omdat vandaag woensdag de anderhalve meter dikke betonnen collectorbuizen worden aangevoerd. Vertrekkend aan de overstortput, die vorige week beneden de Grotestraat werd aangebracht, worden vanaf donderdag de collectorbuizen in de grond gelegd over de volledige lengte van de Begijnhofkaai, wat meteen ook het definitieve einde betekent van de noodopgraving die op Paasochtend was opgestart. Die leverde niet alleen een massa interessant archeologisch materiaal op maar ze bood de amateurarcheologen ook de kans om de oostelijke fundering van het Begijnhof op te meten en in kaart te brengen.
De ploeg amateurarcheologen…
21 oktober 1986
Bouwwerf met archeologische verrassingen
Sinds aannemer Seghers uit Deurne in april startte met de aanleg van een afvalwatercollector vanaf de Molens De Turck tot het domein van de Jozefieten zijn het enkel nog de amateurarcheologen die aan dit “werk van openbaar nut” een positieve herinnering overhouden: de oudheidkundige vondsten, die langs de Begijnhofkaai werden ontdekt en die wellicht in een museum zullen terechtkomen, kunnen echter niet opwegen tegen de hinder die de collectorenaanleg reeds heeft veroorzaakt (en nog zal teweegbrengen) in het domein van de Jozefieten, in de Karmelietenstraat, langs de Zakkaai, in (een gedeelte van) de Kattestraat en in de Polderstraat. Zelfs de priores van de Benedictinessen staat (letterlijk en figuurlijk) aan de klaagmuur.
Hoewel het eerste stadium van de werken -de Begijnhofkaai- reeds sinds de meimaand achter de rug is zijn de sporen er nog niet volledig weggewist en maakt het hobbelig wegdek het de automobilisten echt niet makkelijk.
Ook de Karmelietenstraat en de hovingen van de Jozefieten, die in een tweede stadium met collectoren werden bedacht, zijn nog niet in hun oorspronkelijke staat hersteld: zo wordt de tuin van het vroegere Karmelietenklooster, waar verscheidene bomen sneuvelden, door diepe grachten ontsierd en is het levensgevaarlijk zich op de nog niet herstelde voetpaden in de Karmelietenstraat te wagen.
Niet minder troosteloos is het uitzicht van de Polderstraat en van een gedeelte van de Kattestraat waar de reeds maanden durende werken al te vaak moesten worden onderbroken: zowat overal immers waar de graafmachines in de stad aan het werk gaan zorgt de vochtige bodem voor allerlei ellende wat meteen ook vertraging voor gevolg heeft. Aan de hoek van de Kattestraat en de Verhaegenlaan bv. waar de buizen onder het kruispunt zouden worden door geperst was de ondergrond zo vochtig dat een aantal huizen bij een eventuele “doorpersing” dreigde in te storten.
Onverrichter zake werden de reeds gegraven putten er opnieuw gedicht en, terwijl het hobbelig wegdek er momenteel de enige toegangsweg vormt tot de H.- Hartkliniek, wordt een ander procedé voorbereid om de collector onder de Verhaegenlaan te laten doorlopen.
Ook het benedictinessenklooster van Hunnegem werd met de nodige hinder bedacht: sinds de dikke collectorbuizen er deze zomer in diepe sleuven langs de tuinmuren werden aangelegd stortte een dikke muur in over een lengte van zowat 15 meter terwijl hij elders aan het scheuren ging. Bovendien liep de kloosterkelder onder water en dreigt de Benedictusgrot (1895) erin te storten. Alleen het oudste gedeelte van de kloostermuur, het enige overblijfsel van de middeleeuwse stadswallen, schijnt geen hinder van de grondwerken te ondervinden.
Vorige week startte de aannemer in de Grotestraat met de verbinding van de collector tussen de Begijnhofkaai en de Kattestraat. Omdat niet alleen de hoofdader van de oude stadsriolen (1860) maar ook de onder de Grotestraat lopende Kleine Dender het werk fel zullen bemoeilijken worden de 1,8 meter dikke collectorbuizen in korte segmenten van 2 meter lengte aangelegd. Indien geen onverwachte hinderpalen in de weg komen zullen de werken in de Grotestraat ten vroegste midden november zijn beëindigd, waardoor meteen ook de verkeersproblemen in het stadscentrum zullen achter de rug zijn.
In al hun ellende schijnen de getroffenen één zaak -de hoofdzaak- uit het oog te verliezen: de afvalwatercollector en het nadien nog te bouwen waterzuiveringsstation moeten ervoor zorgen dat het Denderwater in de nabije (?) toekomst eindelijk weer zuiver wordt. Of die mooie droom ooit werkelijkheid wordt kan momenteel nog niet worden voorspeld.
Alleen voor de amateurarcheologen was de collectorenaanleg een prettige ervaring: dankzij de grondwerken langs de Begijnhofkaai konden ze er in de maanden april en mei de funderingen van het middeleeuws Begijnhof blootleggen en in kaart brengen en haalden ze er duizenden oudheidkundige vondsten, hoofdzakelijk potscherven, boven. Met veel geduld werden talrijke scherven aan elkaar gelijmd en slaagden Etienne en Werner Borremans erin een tiental archeologisch complete potten te reconstrueren. Naar verluidt krijgen die een ereplaats in het museum van de St.-Adriaansabdij.