Na tien jaar mogen we onszelf gerust al een beetje ‘een vaste waarde’ binnen de erfgoedsector
noemen. We zijn intussen aan onze derde beleidsperiodes bezig en we zijn best trots op wat we
intussen realiseerden, vertel de fiere voorzitter Bertrand Vrijens en kreeg de Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele (N-VA) op bezoek.
Een terugblik
Tien jaar bestaan, vraagt om een kleine terugblik. Ik neem jullie even mee terug naar het prille begin in 2011, waar 4 gemeenten onder impuls van Paul Cottenie het engagement aangingen om intergemeentelijk samen te werken rond het rijke cultureel erfgoed van onze regio. Dat waren de gemeenten Melle, Merelbeke, Oosterzele en Sint-Lievens-Houtem, die deel uitmaakten van het historische Land Van Rode: de erfgoedcel Viersprong Land Van Rode was geboren.
We startten met de inventarisatie van het religieus erfgoed, een werk van lange adem waar we na tien jaar bijna mee rond zijn . Met wijlen Johan Taeldeman brachten we het woordenboek van de Oosterzeelse dialecten uit. We zetten mee onze schouders onder het borgen van Houtem Jaarmarkt, toen net opgenomen op de representatieve lijst voor Immaterieel cultureel erfgoed van Unesco. Uit deze eerste jaren dateert ook het eerste grote publieksproject: Tracé travak, een project rond de (arbeids) mobiliteit in onze regio van 1870 tot 1970 waarmee we in de regio rondtoerden.
Vanaf 2015 kregen we ook het vertrouwen van de gemeenten Destelbergen en Lochristien sloten zij aan bij onze werking. De “Land van Rode” verdween uit onze naam, aangezien zij buiten dit historisch gebied vielen. Met de komst van deze twee gemeenten, beide gekenmerkt door bloemisterijen, lag het voor de hand om het tuinbouwverleden van het gehele werkingsgebied in de kijker te plaatsen met ons project Uit goeie Grond.
Door de jaren heen kregen we ook steeds meer vragen van het publiek over onroerend erfgoed
waarbij we mensen soms moesten teleurstellen omdat dit beleidsmatig buiten de bevoegdheden van de erfgoedcel viel. In 2018 kwam daar verandering in: Met de komst van de IOED, de intergemeentelijke onroerend-erfgoeddienst, kregen we er een onroerend-erfgoedwerking bij en met de start van Sofie haalden we direct heel wat specifieke expertise in huis. De voorbije 10 jaar werd een mooi parcours afgelegd. Maar natuurlijk zien we nog heel wat uitdagingen en mooie projecten voor de toekomst. We zijn dan ook erg blij dat we van Vlaanderen en de zes aangesloten gemeenten het vertrouwen hebben gekregen om onze werking minstens tot 2026 verder te zetten.
Daarnaast ligt nog veel moois op de plank: een erfgoedproject rond de aanleg en impact van de vele snelwegen (E40, E17, R4) in de regio, een project rond circuserfgoed, feestcultuur … Allemaal projecten waarvoor we jullie graag de komende jaren willen verwelkomen. En ook achter de schermen blijven we ons uiteraard inzetten voor het erfgoed in de regio en blijven we een basisdienstverlening en ondersteuning aanbieden aan de vele erfgoedbezielers.
Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele bezocht de talrijke standjes, leerde er wol spinnen, ontdekte eetbare bloemen en paste zelfs even een oude Keltische helm. Volgens de minister komen er elk jaar vier miljoen toeristen het onroerend erfgoed in Vlaanderen bezoeken. “Erfgoed is voor een stuk nostalgie, maar ook trots. Mensen hebben graag het gevoel dat ze deel uitmaken van de geschiedenis. En dat is wat jullie doen.